dinsdag 26 april 2022

Vaarwel!



Toen ik dit blog begon had ik alle opties open: ik zou bijvoorbeeld alle ruim 350 delen van de Meulenhoff-reeks kunnen gaan lezen en recenseren, ik zou het na tien delen kunnen opgeven, ik zou me beperken tot de witte reeks, ik zou wel zien...

Het is het laatste geworden. In de praktijk kwam het erop neer dat ik de boekjes voor deze rubriek alleen maar tijdens het forensen in de trein las, op de tablet. Dat betekende, gezien mijn leeftijd, dat ik het einde beslist niet zou gaan halen. De bijna twee jaar thuiswerken waartoe de Wereldplaag me gedwongen heeft, heeft het begrote eindresultaat nog aanzienlijk naar beneden gehaald. En nu is dan de uiteindelijke verlossing in zicht: ik ga eerdaags met pensioen.

Dat betekent dat ik uitgelezen ben, tenminste waar het de Meulenhoffjes betreft.

Ik stop met een gevoel van opluchting, want ik werd er, naarmate de exercitie voortduurde, niet bepaald vrolijk van. Vanaf het begin heb ik problemen gehad met de selectie van titels door de redactie. Voor de hand liggende meesterwerkjes verschenen bij andere uitgevers en de reeks moest het vaak doen met obscure subtoppers. Ook de kwaliteit van de vertalingen, de lezer heeft het uitgebreid van me mogen vernemen, heeft mij niet vrolijk gemaakt. Veel liever las ik de werken in hun oorspronkelijk Engels en in een paar gevallen heb ik dat ook gedaan, zozeer leidde de bedroevende vertaling af.

Na bijna tachtig deeltjes, waarvan er zo’n 60/65 herlezingen waren, is mijn slotconclusie dat de serie me knap tegengevallen is. Het was een mooie reeks om te zien, maar inhoudelijk mankeerde er wel erg veel aan. Veel van het vertrouwde resoneren van de mantra Amsterdam-West Essef is nu dan ook wel definitief verdwenen.

Na mijn pensioen blijf ik lezen, soms zelfs SF, maar voortaan wel fijn in de taal van de Bijbel, zoals ik onlangs ergens zag: in het Engels. Het ga iedereen goed, en blijf vooral langskomen op mijn andere blog.

woensdag 13 april 2022

Keith Laumer - De komst van de Chaos + Invasie uit de dimensies (MSF 77)

Iets van beleid zit er wel achter bij de redactie van deze serie, hoe anders te verklaren dat twee rug aan rug verschenen delen allebei uit telkens twee romans bestaan waarin een ongewone geheim agent het opneemt tegen een niet al te snuggere wereldmacht en wint?

Na de Roestvrijstalen Rat van Harry Harrison is het nu de beurt aan Brion Bayard, een inwoner van Stockholm, die via nul-nullijnen, door allerlei parallelle werelden heen in conflict raakt met een akelig ras van interdimensionale slavenhalers.

Echt logisch beleid zit er bij de uitgever echter nu ook weer niet achter. In al haar wijsheid heeft de redactie namelijk besloten om van een reeks niet het eerste, maar meteen het tweede deel uit te geven, in dezelfde band gevolgd door het derde. Het boek bevat vertalingen van de twee romans: The Other Side of Time uit 1965 en Assignment in nowhere uit 1968, respectievelijk delen 2 en 3 uit Laumers Imperium-serie. Dat je midden in een serie valt merk je meteen, omdat er heel veel vreemds niet uitgelegd wordt, want blijkbaar bekend verondersteld. Plaats van handeling bijvoorbeeld is Stockholm. Waarom? En wat was dat allemaal over Nul-nullijnen. Wablief?

Eerste indrukken: het is allemaal heel redelijk vertaald door Mike Grothaus. Het eerste boek is ook veel beter dan de niemendalletjes van Harrison. We smullen van wilde, buiten hun oevers tredende plots die het lezen in ieder geval niet tot een sleur maken. Vanaf het begin deed het me sterk denken aan een stripverhaal: het in Nederland onder de titel Ravian in de Pep verschenen Valérian van de Franse grootmeester Jean-Claude Mezières. Vreemde dimensiesprongen, onaangename monsters met parasieten, slurven en stinkende dierenvellen en steampunk-achtige machines die stuk gaan geven veel couleur locale aan het eerste verhaal.

Ook deed het een beetje denken aan Roger Zelazny’s wereld van Amber. Maar waar Zelazny’s dimensiereizigers een parallelle wereld bereiken door pure denkkracht, bedacht Laumer een shuttle tussen de verschillende tijdlijnen, gebaseerd op een negentiende-eeuwse ontdekking van het Italiaanse duo Maxoni en Cocini. Een gevaarlijk vervoermiddel, want als je het verkeerd gebruikt vernietig je de tijdlijn waarheen je op weg bent.

Brion Bayard is een agent van een Imperiale geheime dienst, een organisatie die problemen in parallelle tijdruimtes oplost: precies hetzelfde beroep dus als voornoemde Ravian (en bijna hetzelfde als van de Roestvrijstalen Rat). Op een dag blijkt heel Stockholm stil te staan. Bayard ontdekt dat dit het gevolg is van een invasie door de Hagroon, een onaantrekkelijk ras van mensenetende gorilla’s. Hij bevrijdt Dzok, een Australopithecus van Xonijeel met de manier van spreken en de stijl van Roger Moore. Omdat de mensheid bij de Xonijeel als achterlijk en gevaarlijk bekend staat, wordt hij verbannen naar een fictief verleden waarin Napoleon gewonnen heeft en Londen dus Frans is (dit doet een beetje denken aan dit MSF deeltje dat ook een zogenaamde alternative history beschrijft). Hij weet te ontsnappen en uiteindelijk zijn eigen, bekende nul-nul Stockholm te bereiken om vandaar de Hagroon een loer te draaien.

De tweede roman is heel anders. De voormalige hoofdpersoon is een bijrol toebedacht en een Johnny Curlon, Amerikaanse visser die in een parallel verleden een Plantagenet blijkt te zijn geweest speelt hier de hoofdrol. Hij moet naar de Chaos om de waarschijnlijkheid te herstellen, want anders… Na de nodige tijd-ruimtegrappoen verzandt dit verhaal plotseling in een pure fantasy-setting, om even later zelfs niet veel meer te worden dan een historische roman met magische zwaarden, pijlen en bogen en naar zwavel stinkende kerkers. Heel jammer. De booswichten worden verslagen en alles komt op zijn pootjes terecht. Deze roman vond ik een stuk minder dan de eerste.

Een makke met dit soort parallelle universumverhalen is dat een dreigend einde van de wereld niet zo vreselijk veel betekent: er zijn immers oneindig veel werelden in oneindig veel universa die in niet meer dan één enkele atoom van elkaar verschillen. Een universum meer of minder maakt dan niet zoveel uit. Dus moet Laumer uit een ander vaatje tappen: niet één, maar oneindig veel universa dreigen door het ingrijpen van de boef in het verleden van een parallelle wereld vernietigd te worden. En in dat perspectief bezien is het nog best een hele klus voor één man met een zwaard, al dan niet magisch om dat te voorkomen.

zondag 6 maart 2022

Harry Harrison - De rat van roestvrij staal/De stalen rat neemt wraak (MSF 76)

Dit deel in de reeks bevat twee romans in één band. The Stainless Steel Rat verscheen al in 1961 en The Stainless Steel Rat's Revenge pas in 1970, blijkbaar toen het eerste deel een groot succes was geworden. Daarna zouden nieuwe delen elkaar in hoog tempo opvolgen. Wie de deeltjes leest vraagt zich af waarom. Het is allemaal heel gemakzuchtige pulp, met clichématige personages die nooit echt tot leven komen. Het bij tijd en wijle zeer belabberd Nederlands van vertaler Werner Flamen draagt niet bepaald bij aan het genot.

Deze romannetjes zijn zo licht dat ik haast begin te vermoeden dat ze als parodie bedoeld zijn. Maar waarom dan de serie uitbreiden tot twaalf delen? Juist ja: geld waarschijnlijk. Ergerlijk in het veel te wensen overlatende pseudo-hardboiled toontje van de boeken is het veelvuldig gebruik van het laconieke nogal als in: ‘Hij sloeg me en het deed nogal pijn’. Het is goed mogelijk dat Harrison zelf hier de hoofdschuldige is, en dat hij in het origineel (ik heb het niet gecontroleerd) om de haverklap rather gebruikte.

James Bolivar diGriz, alias Gladde Jim ofwel De roestvrij stalen rat is een zeldzaam dier. In een tijd van sneller dan licht ruimtevaart is hij een ouderwetse con-man: een confidence trickster die zich, hoppend van planeet naar planeet verrijkt te koste van onnozele figuren en starre maatschappelijke systemen. Zijn laatste bankoverval mislukt echter en hij wordt gearresteerd door wat een organisatie blijkt te zijn van interplanetaire misdaadbestrijding. Hij wordt geronseld en moet afrekenen met een moordlustige ruimtepirate, Angelina, op wie hij prompt verliefd wordt, ook al schiet ze hem een keer overhoop. Vrouwen komen er traditiegetrouw niet al te best van af, ondanks dat de hoofdboef er een is. Ook zij wordt toch voornamelijk beoordeeld op haar lange blonde haren en uitnodigende boezem.

Harry HarrisonIn het tweede deel is hij getrouwd met Angelina en samen gaan ze een complete planeet te lijf die zonnestelsel na zonnestelsel verovert. Deze roman lijkt in eerste instantie een inferieure vorm te worden van Wasp, het ingenieuze verhaal van Eric Frank Russell uit 1957, waarin een sluwe eenling het opneemt tegen een logge en niet erg snuggere, agressieve beschaving. Maar onze held hier mist iedere finesse en Harrison is ook niet bepaald ironisch of sarcastisch, zoals Russell. Halverwege wordt het Wasp-scenario geheel losgelaten en ontaardt de roman in een potje binnendringen, gevangen gezet worden en weer ontsnappen, nog steeds met de vrouwtjes lijdzaam toeziend en welvoorzien van tieten en kont.

De toekomst van Harrison is nog een ouderwetse: computers werken met ponskaarten, iedereen rookt erop los en de misogynie voelt onplezierig vertrouwd aan. Hoewel hij vaker de neiging had pop-pulp af te scheiden, kon Harry Harrison veel beter, dat bewijst een boek als Doodstrijd op Pyrrhus, waarin door de schrijver wel degelijk goed is nagedacht. Ik ben blij dat Meulenhoff het bij deze twee eerste delen heeft gelaten.

vrijdag 28 januari 2022

Arthur C. Clarke - Stad onder de sterren (MSF 75)

Ook deel 75 van de serie is een jeugdwerk van iemand die uiteindelijk een heel grote naam zou worden in de sciencefictionwereld. City and the Stars, in het Nederlands Stad onder de sterren is een bewerking van Clarke’s eerste roman, begonnen in de 1937 en voltooid in 1946. Een boek waar hij allengs ontevredener over werd. In een voorwoord (niet in de Nederlandse uitgave opgenomen) schrijft Clarke: For the benefit of those who have read my first novel, Against the Fall of Night, and will recognize some of the material in the present work, a few words of explanation are in order […] Although this work was well received, it had most of the defects of a first novel, and my initial dissatisfaction with it increased steadily over the years. […] About a quarter of the present work appeared in Against the Fall of Night. Toch wel aardig om te weten, dacht ik zo. 

De vertaler van deze roman was een zekere Knut Azimuth, Dat is natuurlijk een pseudoniem. Zelfs de catalogus van de Koninklijke Bibliotheek lost de schuilnaam niet op. Aangezien het Nederlands van deze vertaler heel behoorlijk is (één of twee missertjes slechts), vermoed ik dat er zich een vrij bekende schrijver achter deze naam verschuilt die liever niet met het genre geassocieerd wil worden. 

Diaspar (wat een anagram is van paradis en in klank een beetje lijkt op despair) is de stad waar de gehele mensheid zich op aarde (en in het heelal) heeft teruggetrokken, na op kennelijk hardhandige wijze door een ras dat de Binnendringers genoemd wordt, terug in haar hok gemept te zijn. De minstens één miljard jaar oude stad is volledig regenererend, zowel wat levenloze als wat levende inhoud betreft. De mensen worden gefabriceerd volgens bestaande computerprogramma’s, leven duizend jaar en worden weer gewist, om later naar behoefte opnieuw in het leven te worden geroepen. De buitenwereld, die taboe geworden is, is onbereikbaar door een ondoordringbare afscherming van de stad. De rest van de Aarde is oud, verdord en dood - de oceanen zijn verdampt. Dit is een soort scenario dat natuurlijk schreeuwt om een eenling die de ingeroeste gewoontes trotseert en daar hebben we Alvin, een unieke persoon die nog nooit eerder bestaan heeft en die met de hulp van de nar Khedron, die trouwens niet grappig is, naar buiten weet te ontsnappen. 

Ook als tweede poging is het een boek geworden met positieve en negatieve kanten. Het begint plezierig genoeg: overtuigend wordt een heel verre toekomst geschetst met vele onbegrijpelijke technologieën die op mij best geloofwaardig overkwamen. De premisse dat de stad één miljard jaar (= tien omwentelingen van de Melkweg) oud is, kan met voortschrijdend inzicht niet kloppen, want één zo’n omwenteling duurt tussen de 200 en 250 miljoen jaar. In de tijd van Clarke wist men dat kennelijk nog niet. Ook slechts één miljard jaar klinkt al wel een beetje vergezocht, maar vooruit, laten we maar aannemen dat zoiets kan. 

Lastiger wordt het te geloven in een tweede mensengemeenschap, die zich buiten Diaspar bevindt. Deze gemeenschap, genaamd Lys wordt niet gereguleerd door een grote centrale computer. Mensen worden geboren, paren en sterven: ze zijn natuurlijk gebleven, onveranderd, ook na al die miljarden jaren. En dat nu vind ik een beetje te onwaarschijnlijk.

Arthur C. Clarke
Daarna wordt het allemaal nogal verward. Het verhaal wordt afgeraffeld. Alvin vindt een robot die het knechtje was van de Meester, daarna het ruimteschip van diezelfde Meester. Hij gaat samen met een nieuwe vriend uit Lys op weg naar de Zeven Zonnen aan de andere kant van de Melkweg en ontdekt de oorsprong van de angst van de mensheid voor een kosmische macht die nooit bestaan heeft en dus mythisch blijkt te zijn en ten slotte verenigt hij de mensheid van Diaspar en Lys met elkaar. Als ik het goed begrepen heb is het boek een pleidooi tegen het rationele en voor het gevoelsmatige. 

Ondanks dat het boek soepel geschreven is en in een paar dagen uitgelezen werd, kan ik niet beweren dat ik aan de bladspiegel gekluisterd heb gezeten. Daarvoor was het allemaal een beetje te dor, te braaf. Ook vind ik het nogal gemeen om een antiwetenschapsboek zo vol te proppen met allerlei smakelijke brokjes toekomstwetenschap. Ik hoop dat Meulenhoff nu met een paar brutalere werkjes komen zal…

woensdag 12 januari 2022

Jack Vance – De stervende aarde & Het laatste kasteel (MSF 74)

Wie dit blog een beetje volgt weet dat ik een fan ben van Jack Vance, en dan met name van zijn onnavolgbare vermogen met een paar pennenstreken een wereld te schetsen, compleet met een binnen die wereld logische, geloofwaardige sociologie. Wie dit blog een beetje volgt weet ook dat ik weinig respect heb voor gevestigde namen en ieder boek onbevangen de maat probeer te nemen, ongeacht de auteursnaam.

Welnu, ik concludeer dat dit, het 74e deel van de Meulenhoffserie, geschreven door Jack Vance, een heel slecht boek is. De oorspronkelijke Engelse tekst vind ik al matig, maar de haastige en niet erg aandachtige vertaling van Warner Flamen verricht ook nog eens veel schade. We worden getrakteerd op een onoverzienbare lawine van tegenwoordige deelwoorden, de vloek van het luie vertalen. Mijn lerares Engels op de middelbare school verbood ons om tegenwoordige deelwoorden één op één te vertalen. Echt bont wordt het in zinnen als: De vloer snel overstekend, knielde Guyal neer en luisterde. Terwijl hij overstak knielde hij dus? Dat moet een koddig gezicht zijn geweest! Vance is zelf medeschuldig; het origineel luidt: Crossing the floor swiftly, Guyal kneeled and listened.

Vance was nooit een groot psycholoog, ook in meesterwerken als de Tschai-cyclus niet, maar zeker niet in dit jeugdwerk. Zijn helden waren ook later op hun best zelfverzekerde bruten met slechts mondjesmaat een beetje twijfel. De boeven waren clichématige boeven, onbetrouwbaar, snobistisch en wreed. Hun zielenwereld liet zich uitdrukken in goudstukken. De werelden waarin Vance zich het meest thuis voelde leken sterk op de Italiaanse renaissance, met prinsen en hofnarren, hooghartige ridders en geniepige gifmengers, pompeuze kooplieden met bont en veren en vrouwen met een beschadigde eigen wil die uiteraard door de held voortreffelijk te repareren was.

Het hoofdwerk van dit MSF-deeltje, De stervende aarde, bevat 6 verhalen die allemaal in dezelfde verre toekomst spelen. Tot mijn verbazing wordt het algemeen als een meesterwerk beschouwd. Ik ben geen liefhebber van fantasy, daar zal het aan liggen.

De menselijke beschaving is teruggevallen naar een soort middeleeuwse maatschappij, waar de wetenschap vervangen is door magie, maar die magie is ook langzamerhand aan het verdwijnen. Er wordt weer paard gereden, wijn wordt weer uit bokalen gedronken, jonge mannen hebben weer een (reis)doel om hun status als man te verdienen. Ondertussen is de zon gegroeid en rood geworden, een omstandigheid die de verhalen dus enkele miljarden jaren in de toekomst moet plaatsen. Een omstandigheid bovendien die verder in de verhalen geen enkele rol speelt. Ik zal niet gedetailleerd ingaan op die verhalen. De sfeer is consistent, hier en daar melancholiek en meestal een tikkeltje somber.

Soms lijkt het of de jonge Vance zijn hand volledig overspeelt. In het laatste verhaal maakt Guyal (die knielend overstekende jongeman) contact met een machine vol met kennis via een zodanig potsierlijke opeenvolging van moeilijke, dikdoenerige, betekenisloze termen, dat we ons niet konden inhouden van het grinniken. Ik citeer meestal niet al te veel in deze verslagen, maar dit keer kan ik de verleiding niet weerstaan: Onder welk opschrift zouden we moeten zoeken? Neem deze categorieën eens in overweging: Demonenlanden; Moord en dood; Uitbanningen en oplossingen van kwaad; Geschiedenis van Granvilunde (waar zo'n entiteit verstoten werd); Attractieve en detractieve hyperordnetten; Therapie voor hallucinanten en geestbezetenen; Constructief journaal, ingang voor regeneratie van gebarsten wanden, onderafdeling voor invasie door demonen; Proceduresuggesties voor riskante tijden... Ja, al deze en nog duizend andere.

De jonge Jack Vance
Dat de redactie naar dit jeugdwerk gegrepen heeft, begrijp ik niet goed. De latere, rijpe Jack Vance is hier en daar natuurlijk best in aanleg aanwezig, maar vaker zien we een zoekende beginner, die in soms levenloos proza (maar dat kan door de vertaler komen!) een heel staketsel opbouwt van clichématige fantasy-motieven. Of was hij de eerste die deze motieven introduceerde en zijn ze later pas cliché geworden?

Het tweede deel, de prijswinnende novelle Het laatste kasteel is aanzienlijk beter, maar kan het boek niet echt redden. Na eeuwenlang uitgevlogen te zijn geweest naar de sterren is de mensheid teruggekeerd naar de Aarde. Ze heeft allerlei buitenaardse wezens meegenomen, om te dienen als knechten. Een van die soorten, de Meks, komt in opstand en begint de kastelenmaatschappij van de mensheid te bestrijden. De Meks worden uiteindelijk verslagen en de mensheid beseft dat zij, om te overleven, zich los moet maken van de eeuwenlang vastgekoekte rituelen en gewoonten.

Dit verhaal is iets beter (minder gehaast) vertaald en daardoor beter te pruimen, maar een echt hoogstandje wordt het nergens.