dinsdag 18 december 2018

Jack Vance – Telek (MSF 58)



Telek is een verhalenbundel die verscheen in 1972. De vertaling van Warner Flamen is redelijk. De zes verhalen zijn ontleend aan twee bundels: Eight Fantasms & Magic (1970) en Future Tense

Het titelverhaal, Telek (Telek, Astounding SF, januari 1952), is een typisch dystopisch revolutieverhaal. Een kleine elite is telekinetisch begaafd geworden en ontleent daar morele en sociale superioriteit aan. Met list en infiltratie weet één van de revolutionairen, Shorn, diezelfde Telek-vermogens te verwerven. In een uiteindelijke confrontatie wordt de elite gedwongen om de gave eerlijk te verspreiden onder de gehele bevolking.

Het tweede verhaal, Lawaai (Noise, Startling Stories, augustus 1952), is een beetje een niemendalletje over een “drenkeling” op een vreemde planeet die spelletjes speelt met zijn zintuigen.

De nieuwe eersteling (Brain of the Galaxy (The Prime), World Beyond, februari 1951) begint heel verwarrend en het kostte me grote moeite om “erin” te komen. We volgen vijf opeenvolgende personen in een cruciale situatie: Arthur Caversham, een student uit Boston die op een etentje ontdekt dat hij naakt is; Bearwald de Halforn die strijdt tegen de Brands van Mount Medallion; Ceistan die een document zoekt in een dode stad; Dobnor Daksat die met wereldvermaarde artiesten moet wedijveren op de imagicon, een hem onbekend apparaat, en ten slotte Ergan, die op Chankozar gemarteld wordt door de Racs. Toen er nog een zesde persoon geïntroduceerd werd begin ik een beetje mijn geduld kwijt te raken, maar snel werd duidelijk dat deze de eigenlijke hoofdpersoon was, de Nieuwe Eersteling dus, en dat al het voorafgaande een serie psychologische tests bleek te zijn om de meest geschikte nieuwe leider van de miljarden planeten in het heelal aan te wijzen. De kandidaat die uiteindelijk gekozen werd was een onverwachte, en dat kwam in het geheel niet als een verrassing.

Jack Vance
De wonderbaarlijke verrichtingen van Sam Salazar (The Miracle Workers, Astounding SF, juli 1958) is een klassiek fantasy verhaal, dat speelt op een verre planeet waar een soort middeleeuwse maatschappij gevormd wordt door een mengeling van technologie, magie en een niet-menselijke lokale levensvorm. De moderne, logische kennis is gebaseerd op demonologie en houdt zich verre van de oude en verworpen rommelige empirische cultuur. Sam is een soort schildknaap in het leger die in zijn vrije tijd de oude manier bestudeert, en vanzelfsprekend met gebruik van een echte methode de mensen uiteindelijk weet te redden in hun strijd met de lokale aliens.
Het is best een aardig verhaal, met zijn honderd bladzijden evenwel veel te kort, waardoor een voor Vance onkarakteristieke haast in de vertelling geslopen is, wat vooral ten koste is gegaan van de psychologie. De heer Faide is bijvoorbeeld psychologisch een volkomen mislukte figuur geworden. Hier had een aardig romannetje van 250 bladzijden ingezeten.

Het vijfde verhaal heet De mensen keren terug (The Men Return, Infinity, juli 1957) en is weer een beetje een niemendalletje. De aarde begeeft zich in een gebied van de ruimte waar de logica en causaliteit niet meer gehandhaafd kan worden. Oorzaak en gevolg lopen door elkaar en alleen krankzinnigen kunnen overleven. Dan verlaat de aarde die zone weer en wordt alles weer normaal.

De gave van de woorden (The Gift of Gab, Astounding SF, september 1955), ten slotte, is een klassiek communicatie-met-aliens-verhaal. Een plaatselijke levensvorm wordt aangezien voor dieren omdat ze geen zichtbare communicatie hebben. Dus kunnen ze gejaagd worden. Eén van de mensen is daar niet van overtuigd en weet alsnog communicatie met de levensvorm tot stand te brengen.

Bij elkaar een wat onevenwichtige verzameling korte en lange verhalen, die door Vance’s gave van de woorden wel goed leesbaar is, maar nooit tot grote hoogte stijgt. Goed, degelijk magazine-werk.

dinsdag 4 december 2018

A.E. van Vogt - De wapensmeden (MSF 57)


Voor het eerst verschenen er twee delen van een reeks achter elkaar in de Meulenhoff SF serie. Als vervolg op De arsenalen van Isher (M=SF 56) ligt hier nu deel 57 voor me, De wapensmeden. Dit tweede deel is oorspronkelijk geschreven als parallel, eerder dan als vervolg op de uitgave van de verhalen die uiteindelijk de eerste roman zouden gaan vormen. Het was oorspronkelijk als serie verschenen in Astounding Science Fiction van februari tot april 1943. Het bezit alle kenmerken van pulplectuur. Verdwenen zijn namelijk de sporen van schrijfvreugde die ons in het (eerste deel van het) eerste deel zo prettig verrast hadden. Nu is er weer die noeste remingtonslaaf die eigenlijk helemaal niet van literatuur houdt: hier is weer die nurkse broodschrijver die plot op onwaarschijnlijke plot stapelt, zich van cliffhanger naar cliffhanger een weg door de tweehonderd bladzijden kapt en die zelf waarschijnlijk enigszins gegeneerd zal constateren dat het hem toch weer gelukt is.

De lezer vraagt zich wellicht af wat ik toch steeds met die ietwat wollige term “schrijfvreugde” bedoel: kun je die meten, kun je er iets over beweren dat een ander ook kan begrijpen? Dat is, toegegeven, altijd lastig, maar wanneer het werk betreft van een “hacker”, een professionele pulpschrijver, wordt het wat eenvoudiger. Er moet brood op de plank komen en vaak worden de begrippen kwaliteit en kwantiteit onderling verwisselbaar. Een literair schrijver zal vermoedelijk veel eerder een innerlijke drang voelen om iets op papier te zetten, eenvoudigweg omdat een leven waarin dat niet gebeurd is (en dan zo voortreffelijk mogelijk) voor hem of haar niet waard is geleefd te worden. Een broodschrijver zal waarschijnlijk lagere esthetische maatstaven aanleggen: de tekst moet begrijpelijk en daardoor verkoopbaar zijn. Esthetica telt daarbij veel minder mee. Natuurlijk zijn er ook legio broodschrijvers geweest die er een voorbeeldige schrijfstijl op nahielden. Lees bijvoorbeeld New Grub Street van de negentiende-eeuwse Engelsman George Gissing. Maar dat aspect van het ambacht was niet het eerste vereiste. En Van Vogt was een schrijver die het dan ook resoluut weggesneden had. Zijn schrijfstijl was uitgesproken lelijk. En omdat ik hecht aan mooi geschreven teksten, hamer ik in deze stukjes voortdurend op dit aspect: het bevalt mij niet.

Alfred Vogt
Hoewel de Wapensmeden dus gelijktijdig met de verhalen van de Arsenalen van Isher verschenen is, speelt de roman een jaar of zeven later, wanneer keizerin Innelda voor in de dertig is. Robert Hedrock is nu de onbetwiste hoofdpersoon. Zijn onsterfelijkheid is een essentieel plotelement geworden net als zijn precaire positie tussen de keizerlijke macht en de vigilante Arsenalen in. Veel later in het boek zal gesuggereerd worden dat hij duizenden jaren geleden aan de wieg gestaan heeft van beide elkaar in een patstelling houdende machten. In de looop van het boek gaat de plot alle kanten op. De keizerin wil voorkomen dat de mensheid een sneller-dan-lichtmotor verwerft, iets waar Hedrock juist naar streeft. Hij laat zich arresteren en door Innelda ter dood veroordelen, maar krijgt de kans te ontsnappen. Tijdens zijn ontsnapping met gebruikmaking van die motor komt hij in de ruimte in contact met een superieure beschaving van emotioneel arme, spinachtige buitenaardse wezens die experimenten met zijn geest doen. Ook zijn ze geïnteresseerd in een telepathische tweeling, waarvan er één is gestorven. Hedrock wordt teruggebracht, speelt hoog spel, trouwt met de keizerin en wordt wederom ontvoerd, nu door de Arsenalen, die hem ook dood willen. Doordat hij een rare kronkel door de tijd heeft gemaakt, zijn er nu twee Hedrocks, waarvan de tweede de eerst redt (of andersom, dat kan ook). Uiteindelijk hoepelen de spinnen op, raakt de keizerin zwanger, wat haar dood ten gevolge zal hebben, maar als ik het goed begrepen heb, kan Hedrock met hulp van de spinnen-wetenschap die dood afwenden.

Hoofdlijnen zijn dit, ik sla vele details over. Er zijn ook nog reuzenratten en Hedrock zelf maakt zich veertig meter hoog om kracht bij te zetten aan zijn eisen, namelijk het vrijgeven van de motor. Nog wel meer onwaarschijnlijkheden passeren de revue: dodelijke stralen, teleportatiepoortjes.
Maar naast alle onzin zitten er heus wel interessante ideeën in het boek. Om een voorbeeld te noemen: op een bepaald moment opent Hedrock een gecompliceerd slot met een apparaatje dat gebruikt lijkt te maken van iets dat doet denken aan kwantum-verstrengeling en dat is toch wel bijzonder, zo’n zestig jaar voordat de wetenschap zich over dat onderwerp begint uit te spreken.

Helaas verslapt tegen het einde de aandacht van vertaalster Mieke merkbaar en in de laatste vijftig bladzijden krijgen we, zoals al in eerdere vertaalpogingen van haar, om de drie pagina’s weer bezoek van dat gehate, nuffige rotwoordje “uiterst”. Alles bij elkaar was ik toch wel weer blij toen ik het uit had. Waarom doe ik dit eigenlijk?

zondag 2 december 2018

Alfred E. Van Vogt - De arsenalen van Isher (MSF 56)


Net als het vorige in dit blog behandelde boek van de Canadees Alfred E. Van Vogt, Tijd van leven, is ook De arsenalen van Isher een zogenaamde fix-up (een term gemunt door Van Vogt zelf): drie in de veertiger jaren in diverse tijdschriften verschenen kortere verhalen zijn in 1951 samengevoegd tot een soort geheel. Deze handelswijze brengt enige risico’s met zich mee, want niet altijd gelukt het de schrijver om het uiteindelijke resultaat volledig homogeen te krijgen. In deze roman ondervinden we dat aan den lijve.

De vertaling van M.K. Stuyter S.J. (dat was één van de vele melige schuilnamen van Mieke Groot, weet u nog wel?) is redelijk - het boekje leest makkelijk weg. Althans… in het begin. Hier en daar zijn zelfs sporen van schrijfvreugde te bespeuren. Even lezen we hier nog niet de latere Alfred Van Vogt die eigenlijk niet houdt van mooie taal, die stuurse en zakelijke opsommer die, wars van alle opsmuk, weigert een verteller te zijn. Naarmate het verhaal echter meer en meer vast dreigt te lopen, en de professionele pulp-hacker zijn zaakjes bij elkaar tracht te houden, wordt het leesplezier minder. En helemaal voor niets, ben ik bang, want hij slaagt er uiteindelijk toch niet in om er een homogeen geheel van te maken. Zelden heb ik zulke opzichtige losse einden gezien in een sciencefictionboek.

Pas na een aantal schijnbewegingen, gevormd onder andere door enkele van de oorspronkelijke losse verhalen die de feitelijke “roman” body moeten geven, komt de kennelijke hoofdpersoon, Robert Hedrock naar boven drijven. Ondertussen is er een journalist gevangen geraakt in een eeuwige slingerbeweging van de tijd. Dit was een van de oorspronkelijke verhalen: The Seesaw (verschenen in Analog Science Fiction and Fact, July 1941). Op zich was dit gedeelte heel goed geschreven, maar het heeft volstrekt niets te maken met de rest van het verhaal. Voorts is de zoon van een motorbouwkundige, geboren met talent voor geluk, schatrijk geworden en weer straatarm en weer schatrijk en ook nog eens machtig nu hij tot de binnenste cirkel van keizerin Innelda Isher is gaan horen. Op de achtergrond is hij daarbij intensief begeleid door Robert Hedrock.

Alfred E. Van Vogt
Ah! Goed! Na deze inleidende dwaaltochten nu dan het eigenlijke verhaal. De wapensmeden maken en verkopen wapens. Vreemde wapens, want ze kunnen alleen maar gebruikt worden ter verdediging, niet als aanvalswapens. Verdediging waartegen? Vooral de corrupte macht van de keizerin van Isher. De filosofie van het bedrijf wordt verwoord door een slogan, in het Nederlands tautologisch vertaald als: Het recht wapens te mogen kopen is het recht om vrij te zijn. Met andere woorden: dit is typisch Second Amendment werk: de toevoeging aan de Amerikaanse grondwet waarin het recht om wapens te dragen ter verdediging tegen eventuele corrupties in de regering omschreven wordt. Precies de basis waar de National Rifle Association zich op baseert. Geen wonder dus dat dit boek favoriet is bij die eigenaardige wapenfanatici daarginds, in dat prachtige land USA.

Robert Hedrock wordt pas ver in het verhaal geïntroduceerd, ook al blijkt hij de ware hoofdpersoon te zijn. Hij is de enige onsterfelijke mens op aarde, een curieuze anomalie die voor het plot verder volstrekt irrelevant blijkt te zijn. Hij heeft het op zich genomen om de wapensmeden en hun arsenalen te herinneren aan hun oorspronkelijke doelstellingen, die van bescherming tegen de corrupte regering van keizerin Innelda Isher. De politieke filosofie van de Arsenalen beperkt zich tot het verschaffen van de middelen om zich te verdedigen tegen de corruptie van de Isher dynastie en het verschil te zijn tussen de staatsvorm van dat moment en een volledig totalitaire maatschappij.

Van Vogt is zo druk bezig met het verzinnen van allerlei rare plots dat het heel moeilijk is om je op een of andere rechte lijn in zijn “betoog” te concentreren, als die er überhaupt al is. Wanneer je op het internet gaat zoeken naar bruikbare samenvattingen, kom je al gauw tot de ontdekking dat die er simpelweg niet zijn. Hoe dat komt? Ik denk doordat er niemand is die begrijpt wat Van Vogts bedoeling geweest is. Ik ook niet: het einde was voor mij niet alleen onbegrijpelijk, maar bovendien ultiem vergeetbaar: nu reeds, drie dagen later kan ik me met geen mogelijkheid meer herinneren wat er allemaal gebeurd is. Wat ik wel nog weet is dat het geenszins klopte.