Na een pauze van een half jaar keer ik weer terug bij de M=SF-serie. Ondertussen
heb ik allerlei andere boeken gelezen en de lijst van te lezen boeken groeit
alleen maar. Zoveel boeken, ach!, en zo weinig tijd nog. Waarom dan mijn tijd
verknoeien met deze reeks? Goeie vraag eigenlijk. Ik weet het niet. Misschien
ben ik wel niet goed snik.
Tijd van Leven (Quest for the Future,
1970) werd in 1972 als het 51ste deel van de reeks uitgebracht. De vertaling
werd verzorgd door Mieke Groot, onder de naam van Mieke
Meuldrager-Ezelin. Het niveau van haar vertalingen wordt allengs wel wat hoger,
maar ik vind het nog steeds niet altijd een feest om haar te lezen.
Van Vogt had een
lange periode achter de rug waarin hij niet publiceerde: hij had het te druk
met zijn werk voor de Scientology-organisatie van L. Ron Hubbard. Van Vogt was
een trouw volgeling van het eerste uur. Toen hij zijn stilzwijgen verbrak met
onderhavig werkstuk, was hij meer dan een decennium stil gebleven.
Echt nieuw werk is
dit boek niet. Het is wat in vakkringen bekend staat als een fix-up: een nieuwe roman samengesteld
uit oudere korte verhalen en novelles. In dit geval de drie langere verhalen alle gepubliceerd in Astounding Science Fiction: Film Library (juli 1946), The Search"
(januari 1943) en Far Centaurus (januari 1944).
Het resultaat is
een ietwat benepen romannetje, geschreven in een onhandige, hier en daar
zorgelijke taal die nogal ouderwets aandoet. Zoals ik bij een eerdere bespreking
al schreef: Van
Vogt straalt weinig schrijfvreugde uit. Zijn houterige taal lijkt welhaast
opzettelijk zo armoedig mogelijk gemaakt te zijn. Zoals wel
vaker in deze reeks, kan ik niet helemaal zeker weten of dat zorgelijke en
onbeholpene nu van de auteur komt of van de vertaalster, maar gezien het feit
dat de bulk van deze roman gedurende de Tweede Wereldoorlog als pulp is
geschreven, heb ik er wel zo mijn gedachten over.
A. E. Van Vogt |
Waar gaat dit boekje over? Peter Caxton,
een onsympathieke natuurkundeleraar uit de tweede helft van de 20e
eeuw raakt door zijn hebzucht betrokken bij de activiteiten van een groep
tijdreizigers. Hij raakt allerlei futuristische uitvindingen op het spoor,
zoals een projector die de inhoud van films naar believen kan veranderen in
beelden uit de toekomst (en, naar later blijkt een tijdmachine is). Hij neemt
de projector mee om hem uit elkaar te halen en te bestuderen. Als hij daarop in
het ziekenhuis wakker wordt, is hij zijn geheugen kwijt. Hij reconstrueert zijn
afgelopen weken en ontmoet Selanie, een meisje uit de toekomst naar later zal
blijken, en de dochter van Claudan Johns, een machtige Bezitter. Bezitters zijn een soort time-lords.
Caxton wordt naar 2083
getransporteerd, waar hij de werkelijkheid ervaart van wat hij op de films
gezien heeft. Hij ontdekt een enorm gebouw, dat het Onsterfelijkheidspaleis blijkt
te zijn. Hij ontdekt getrouwd te zijn met Selanie. Dan wordt Caxton weer
teruggeworpen naar 1970.
Hij voegt zich bij de
bemanning van het eerste interstellaire ruimteschip in een poging terug te
keren naar 2083, maar dat plannetje faalt. Als ze honderden jaren later
aankomen op Alpha Centauri is de mensheid daar allang. De reistijd Aarde-Centauri
is teruggebracht naar een luttele drie uur.
Ik raak als lezer een
beetje de draad kwijt, maar in de volgende episode zijn we plotseling in het
Amerika van 1653, nadat Caxton als verstekeling in de caravan van Selanie (op
dat moment nog niet met hem getrouwd) en haar vader is meegereisd. Johns legt
de werking van de filmprojector uit. Doordat hij de projector uit elkaar
gehaald had, had Caxton het tijdreizen in de war gegooid. Daarna keren ze terug
naar 2083. Door al dat getijdreis zijn er nu twee versies van Selanie en Caxton,
die aan het eind samengevoegd worden (zodat er nog maar één tijdlijn bestaat). Maar
eerst moet er nog worden teruggekeerd naar 1979, door een nauwe koers om een
vrijgezel-ster (ik vermoed een soort zwart gat). Daarna reizen ze naar 14
november 9812, het einde van de tijd (maar niet heus).
En dan is, God zij
intense dank, het betrekkelijk dunne boekje eindelijk uit. Ik ben in het
algemeen niet zo iemand die per se in culturele ontwikkelingen ook
daadwerkelijke verbeteringen wil zien: ik geloof niet dat moderne
romanschrijvers beter schrijven dan Turgenev of Flaubert, maar ik ben bereid
voor de sciencefiction een uitzondering te maken. Ik ben ervan overtuigd dat de
moderne sciencefiction, zeg maar vanaf 1970, aanmerkelijk beter geschreven en
geplot is, en een veel betere psychologie en sociologie bevat dan de romans uit
de zogenaamde “Gouden Eeuw” van het genre.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten