zondag 18 november 2018

Harry Harrison - Doodstrijd op Voorspoed (MSF 55)



Doodstrijd op Voorspoed , oorspronkelijk verschenen in 1968 onder de titel Deathworld 3, is vertaald door maar weer eens Walter B. Relsky, achter welke naam nog steeds Mieke Groot schuilgaat. Het is me al eerder opgevallen dat haar vertalingen beter worden naarmate de te vertalen tekst minder literair wordt en dit derde deel uit de Deathworld-reeks is niet veel meer dan een simpele avonturenroman op een vreemde planeet, zo'n soort roman waar grootmeesters als Jack Vance en Robert Heinlein het patent op hebben. Zij hebben vele volgelingen, waaronder dus Harry Harrison, die weliswaar bij lange na niet de geserreerde economie van Vance’s schrijfpen heeft, maar toch bij tijd en wijle wel een scene weet voor te toveren die op Tschai niet zou misstaan.

Dit boek is een vervolg op twee eerdere delen, Doodstrijd op Pyrrus en Doodstrijd op Appsala. Weer trekt Jason DinAlt, intergalactisch oplichter, gokker en fijne-kerel-met-het-hart-op-de-juiste-plaats, vergezeld van zijn Pyrraanse vrienden naar een buitengewoon onherbergzame planeet, deze keer dus het volstrekt foutief gedoopte Voorspoed. Voor ieder van de drie delen heeft Harrison een sociaal-psychologisch probleem aan willen pakken. In het eerste deel gaat het erover hoe belangrijk het is om in harmonie met de natuur te leven. Het tweede deel benadrukt het belang van wetenschap als een factor in maatschappelijke ontwikkeling, terwijl dit, het derde deel draait om  de assimilatie van culturen om tot vooruitgang te komen.

Het verhaal: enkele bewoners van Pyrrus die zich nog steeds niet weten aan te passen aan de nieuwe realiteit van samenleven met de omringende natuur en op voet van oorlog blijven leven met die natuur, worden door Jason DinAlt verleid om Voorspoed, een lastige planeet met grote voorraden bodemschatten, te gaan exploiteren. De noordelijke vlakte wordt echter overwoekerd door stammen moorddadige wilden.
Het boek is lang niet zo geraffineerd als het eerste en een stuk bloederiger dan de beide eerste delen, met een keur aan afgehakte ledematen en daartussen een aan zijn eigen integriteit twijfelende, want vrolijk medemoordende, Jason DinAlt. Vergeleken bij de vorige delen wordt het geweld in dit deel een stuk plastischer beschreven en ook nog eens met aanmerkelijk minder humor. Zo geraak je langzamerhand dichter bij George R. R. Martin dan bij Jack Vance. En uw chroniqueur, de dwarse maar pacifistische man, wil dat liever niet.

Harry Harrison
Na vele avonturen en ontberingen helpen de Pyrranen de barbaren van de hoogvlakte om de warme laagvlakte te veroveren, waarna dezen welhaast gedwongen zijn om steden in stand te gaan houden en handel en scheepvaart te ontwikkelen. De overwinnaars ervaren dat als een ultieme nederlaag, maar er is niets meer aan te doen. Nauwelijks vermomd heeft Harrison de geschiedenis van de verovering van het West-Romeinse Rijk door de Gothen als uitgangspunt genomen. Na - en dankzij - die verovering zijn de Gothen geassimileerd en “beschaafd”, totdat er van hun woeste, tribale cultuur niets meer overbleef. Jason komt tot deze oplossing door het bestuderen van de Aardse geschiedenis.

Gehaast en oppervlakkig wordt nu het einde afgeraffeld: de paarden ruiken als het ware de stal. Ondertussen is het echte Pyrrus definitief verwoest (wat ons en-passant verteld wordt) en móeten de Pyrranen zich wel op Voorspoed gaan vestigen. Het is alles bij elkaar een einde dat niet erg bevredigend aanvoelt. En hierdoor is het dan ook een zwak derde deel in de serie geworden. Ik zou het boek graag een bladzijde of tachtig dikker hebben willen zien, waarin een en ander wat rustiger uitgewerkt zou zijn en we ook een beetje een overzicht hadden gekregen van de nieuwe situatie op de planeet, van de toestand na de verovering. Enfin, tijd is geld, zeker voor de pulp-hacker.

woensdag 7 november 2018

Thomas M. Disch - Het schimmenrijk (MSF 54)




In de Meulenhoff-reeks zijn  al twee eerdere titels van Thomas Michael Disch (1940-2008) verschenen: De uitroeiers en Kamp concentratie. Zijn boeken  hebben altijd iets bijzonders, iets literairs. Dit door S. Buddingh aardig (of begin ik milder te worden? Te mild?) vertaalde dunne romannetje vormt daarop geen uitzondering. Thomas Disch heeft veel gelezen en vindt het niet erg dat zijn lezers dat weten. Er zijn er die daar niet goed tegen kunnen, maar ik vind dat eigenlijk wel een sympathiek trekje: het impliceert immers dat de auteur zijn lezers voor vol aanziet. Echo round his bones (1967) is een boekje van zijn tijd. Pluizige wetenschap, vage new-agetrekjes, en vooral die onvoldragen psychologie waaraan je kunt afzien dat het genre de pulpblaadjes nog niet volledig ontstegen was. Dat klopt ook: Het schimmenrijk is oorspronkelijk als feuilleton verschenen in New Worlds magazine.

Kapitein Nathan Hansard is een officier in het leger van een toekomstige Verenigde Staten. Er is een teleportatiemachine ontwikkeld waarmee hij en zijn manschappen naar een basis op Mars getransporteerd worden. Het blijkt echter dat deze manier van teleporteren één groot nadeel heeft: de getransporteerde materie, levend of levenloos, laat op de plaats van vertrek een echo achter, bestaande uit hetzelfde wezen of voorwerp, maar dan één stadium minder “reëel” (of “dicht”, hoe moet ik het uitdrukken?) dan het origineel. De problemen van de schaduwmensen die op deze manier ontstaan, worden goed uitgewerkt: voor hen wordt materie vloeistof, vloeistof gas en gas ether. Ze moeten via de transportmachine voedsel en lucht naar hun toestand transporteren, anders verhongeren ze of ze stikken. Hansard wordt dan ook opgewacht door een troep soldatenschaduwen die overgegaan zijn op kannibalisme.

Thomas M. Disch
Na verloop van tijd leert hij een aantal schaduwen van de uitvinder van de teleportatiemachine, Bernard Panofsky, en zijn vrouw Bridgit kennen. Uiteindelijk trouwt Hansard met één van de versies van Bridgit. Maar voor het zover is, moet de wereld gered worden van een schijnbaar onafwendbare atoomoorlog, die vanaf Mars gevoerd gaat worden. Omdat communicatie met de echte wereld onmogelijk is, moet er een list verzonnen worden en hier is het dat het verhaal zwakker en zwakker wordt. Uiteindelijk is de auteur er ook niet uitgekomen en heeft hij besloten de communicatie tussen reëel mens en zijn schaduw via versmelting tijden de slaap alsnog plaats te laten vinden. Voor een schaduwmens is een reëel mens ten slotte vloeibaar en kan hij zich er fysiek volledig in onderdompelen.

Bezeten door de schaduw-Hansard gaat de echte Hansard op stap om op drie cruciale punten op de aarde een teleportatiemachine te plaatsen met een door Panofsky van te voren geprogrammeerde instructie. Na activering blijkt de Aarde naar exact de andere kant van de zon geteleporteerd te zijn. Dat de maan achterblijft is even jammer, maar dat zal later gecorrigeerd worden. Hoe deze actie trouwens de oorlog precies heeft afgewend, is me niet helemaal duidelijk geworden, of het moet zijn dat Mars nu geen gunstige positie meer heeft ten opzichte van de Aarde. Maar dat is dan toch slechts tijdelijk, want over een jaar is de onderlinge positie weer als voorheen, denk ik dan…

Dat Panofsky belijdend katholiek is, wordt door Disch belangrijk genoeg geacht om er zeer uitgebreid over uit te wijden. De schimmenmensen hebben als theorie dat zij geen ziel hebben, en dus mogen doen wat ze willen. Tegelijk wordt, tijdens het beschrijven van de samensmelting van de schaduw-Hansard met zijn reële tegenstuk juist gesuggereerd dat de schaduwvorm precies de ziel is van de mens. Ik weet niet in hoeverre Disch zelf appeltjes te schillen heeft met het Katholicisme. Ik voel ook niet helemaal na wat deze bespiegelingen aan het verhaal toevoegen. Theologische sciencefiction is altijd een beetje lastig geweest voor mij.

Wat verder nog opvalt: in het boek treedt Disch op als alwetende verteller, die bovendien spreekstalmeester is. Een typerende zin uit het laatste hoofdstuk: “En nu zijn wij aan het einde van ons verhaal gekomen - of heel dicht bij het eind. Onze held zal voor zijn moeite beloond worden, de wereld is voor vernietiging behoed, zelfs de maan is weer teruggehaald en Panofsky is vrij, voor het eerst van zijn leven.” Ook hiervan kan ik zeggen: er zijn er die daar niet goed tegen kunnen, maar ik vind dat eigenlijk wel een sympathiek trekje.

Recapitulerend: Disch had een aardig idee, hij beschikte over goede plotelementen, maar over het algemeen is het toch een nogal haastig en oppervlakkig werkstuk geworden, dat met een wat solider (ik bedoel waarschijnlijk eigenlijk: beter) schrijver een heel wat overtuigender roman had kunnen worden.