Doodstrijd
op Voorspoed
, oorspronkelijk verschenen in 1968 onder de titel Deathworld 3, is vertaald door maar weer eens Walter B. Relsky,
achter welke naam nog steeds Mieke Groot schuilgaat. Het is me al eerder
opgevallen dat haar vertalingen beter worden naarmate de te vertalen tekst
minder literair wordt en dit derde deel uit de Deathworld-reeks is niet veel
meer dan een simpele avonturenroman op een vreemde planeet, zo'n soort roman
waar grootmeesters als Jack Vance en Robert Heinlein het patent op hebben. Zij
hebben vele volgelingen, waaronder dus Harry Harrison, die weliswaar bij lange
na niet de geserreerde economie van Vance’s schrijfpen heeft, maar toch bij
tijd en wijle wel een scene weet voor te toveren die op Tschai niet zou
misstaan.
Dit boek is een vervolg op twee eerdere
delen, Doodstrijd op Pyrrus en Doodstrijd op Appsala. Weer trekt Jason
DinAlt, intergalactisch oplichter, gokker en fijne-kerel-met-het-hart-op-de-juiste-plaats,
vergezeld van zijn Pyrraanse vrienden naar een buitengewoon onherbergzame
planeet, deze keer dus het volstrekt foutief gedoopte Voorspoed. Voor ieder van de drie delen heeft Harrison een
sociaal-psychologisch probleem aan willen pakken. In het eerste deel gaat het erover hoe belangrijk het is om
in harmonie met de natuur te leven. Het tweede deel benadrukt het belang van
wetenschap als een factor in maatschappelijke ontwikkeling, terwijl dit, het
derde deel draait om de assimilatie van
culturen om tot vooruitgang te komen.
Het verhaal: enkele bewoners van Pyrrus die zich nog steeds niet weten aan te passen aan de nieuwe realiteit van samenleven met de omringende natuur en op voet van oorlog blijven leven met die natuur, worden door Jason DinAlt verleid om Voorspoed, een lastige planeet met grote voorraden bodemschatten, te gaan exploiteren. De noordelijke vlakte wordt echter overwoekerd door stammen moorddadige wilden. Het boek is lang niet zo geraffineerd als het eerste en een stuk bloederiger dan de beide eerste delen, met een keur aan afgehakte ledematen en daartussen een aan zijn eigen integriteit twijfelende, want vrolijk medemoordende, Jason DinAlt. Vergeleken bij de vorige delen wordt het geweld in dit deel een stuk plastischer beschreven en ook nog eens met aanmerkelijk minder humor. Zo geraak je langzamerhand dichter bij George R. R. Martin dan bij Jack Vance. En uw chroniqueur, de dwarse maar pacifistische man, wil dat liever niet.
Harry Harrison |
Na vele
avonturen en ontberingen helpen de Pyrranen de barbaren van de hoogvlakte om de
warme laagvlakte te veroveren, waarna dezen welhaast gedwongen zijn om steden
in stand te gaan houden en handel en scheepvaart te ontwikkelen. De
overwinnaars ervaren dat als een ultieme nederlaag, maar er is niets meer aan
te doen. Nauwelijks vermomd heeft Harrison de geschiedenis van de verovering
van het West-Romeinse Rijk door de Gothen als uitgangspunt genomen. Na - en dankzij
- die verovering zijn de Gothen geassimileerd en “beschaafd”, totdat er van hun
woeste, tribale cultuur niets meer overbleef. Jason komt tot deze oplossing
door het bestuderen van de Aardse geschiedenis.
Gehaast en
oppervlakkig wordt nu het einde afgeraffeld: de paarden ruiken als het ware de
stal. Ondertussen is het echte Pyrrus definitief verwoest (wat ons en-passant
verteld wordt) en móeten de Pyrranen zich wel op Voorspoed gaan vestigen. Het
is alles bij elkaar een einde dat niet erg bevredigend aanvoelt. En hierdoor is
het dan ook een zwak derde deel in de serie geworden. Ik zou het boek graag een
bladzijde of tachtig dikker hebben willen zien, waarin een en ander wat
rustiger uitgewerkt zou zijn en we ook een beetje een overzicht hadden gekregen
van de nieuwe situatie op de planeet, van de toestand na de verovering. Enfin,
tijd is geld, zeker voor de pulp-hacker.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten