vrijdag 23 april 2021

Eric Frank Russell – Welkom op Aarde (MSF 72)

Ook van mijn houding ten aanzien van Eric Frank Russell maak ik geen geheim: ik ben een fan. Door zijn nonchalante en elegante hard-boiled stijl denken veel mensen dat hij een Amerikaan was, maar hij was een Engelsman. Hij woonde en werkte in de Verenigde Staten, dat wel.

Russells verhalen kenmerken zich nogal eens door de confrontatie tussen een vrijdenkende eenling en een log bureaucratisch of militair systeem. Russels luchtige anarchistische levensfilosofie steekt geregeld de kop op en ik vind zijn gedachtewereld verfrissend. Ik verheugde me dan ook op dit boek, maar ben nu aan het eind een beetje teleurgesteld. Naast een aantal goede verhalen trof ik ook wel veel niemendalletjes aan. Sommige van de in dit boek verzamelde en door Warner Flamen vertaalde verhalen publiceerde hij onder het pseudoniem Duncan H. Munro. Slechts twee van deze bij vlagen opvallend modern aandoende verhalen zijn gepubliceerd gedurende mijn leven.

Diabologica (Diabologic, Astounding, maart 1955). Een standaard Russell-verhaal: een eenpersoonsdelegatie maakt contact met een nieuw ontdekte ruimtevarende beschaving. Brutaal en arrogant draait de slechts met een rappe tong gewapende eenling de bureaucratie van de planeet dol. Alles verloopt zoals het al zo vaak tevoren is gegaan, en weer is een volk overtuigd geraakt van de superioriteit van het menselijk ras.

Ankerlijn (Tieline, Astounding, juli 1955). Een beetje een niemendalletje. Om te voorkomen dat vuurtorenwachters die voor tien jaar helemaal alleen op een ver verwijderde planeet te werk worden gesteld compleet dol draaien, moeten ze iets hebben om houvast te bieden. Op deze specifieke plaats, een waterplaneet met wat rotseilanden, blijkt de oplossing te liggen in het sturen van zevenhonderd zeemeeuwen.

Hobbyist (Hobbyist, Astounding, september 1947). Een verkenner bereikt een planeet waar van iedere levensvorm, plantaardig of dierlijk, slechts één exemplaar aangetroffen wordt. Het blijkt dat deze planeet een testlaboratorium is van een god.

U-bocht (U-Turn, Astounding, april 1950). Een dystopische (of utopische?) wereld waar alleen de jongeren werken en de ouderen van een schijnbaar eindeloze oude dag kunnen genieten. Wat wil je nog meer? Douglas Mason is het leven na bijna driehonderd jaar wel zat en wil er een eind aan maken. De staat faciliteert dat, maar niet helemaal op de manier die Mason voor ogen stond…

Finale (Late Night Final, Astounding, december 1948). Dit is een heel typisch Russell verhaal. Een militaire macht landt op een planeet om die te onderwerpen, maar de bevolking trekt zich niets van de soldaten en hun vuurkracht aan. Allengs deserteren er steeds meer strijdkrachten, totdat de vloot volledig ontbonden wordt door de sociale aikido van de bevolking.

Het thema van dit verhaal werd vier jaar later in een sterk verbeterde versie, scherper en gedetailleerder, opnieuw gebruikt voor het verhaal And Then There were None (1952), dat op zijn beurt is opgenomen als vierde deel van de roman The Great Explosion (1962), dat ik eerder in dit blog behandeld heb.

Vertaler Warner Flamen lijdt in dit verhaal nog zwaarder aan de ziekte van het tegenwoordig deelwoord dan gewoonlijk. Dit stijlbloempje doet het leesplezier aanmerkelijk kelderen, dat heb ik al eens eerder betoogd. De onplezierige aandoening resulteert in zinnetjes als: ‘Ze aanrakend gebaarde Somir ze naar de deur.’ Het is niet mogelijk om ‘Nudging them, Somir gestured toward the door.’ lelijker en onhandiger te vertalen!

Opnieuw proberen (Second Genesis, The Blue Book Magazine, januari 1952). Een interstellaire reiziger keert terug naar de Aarde. Voor hem waren het drie jaren geweest, voor de Aarde tweeduizend. Het blijkt dat de mensheid volledig uitgestorven is, hij is alleen nog over. Dan verschijnt er een godheid (een deus ex machina van het zuiverste water) die uit een rib van de astronaut een vrouw creëert. Een heel slap verhaaltje.

Benenwerk (Legwork, Astounding, april 1956). Een buitenaardse bankrover met telepathische krachten wordt door twee nuchtere politiemannen opgespoord. Dit is het langste verhaal van de bundel en hangt er een beetje tussenin: te lang eigenlijk voor een verhaal, aanzienlijk te dun voor een roman. Een soort protoroman.

P.S. (P.S., Science-Fiction Plus, october 1953) gaat over een intense penvriendschap tussen een mens en wat naderhand blijkt een intelligente, maar afzichtelijke en onwelriekende schimmel te zijn. Niettemin handhaaft de mens zijn warme gevoelens voor zijn vriendin.

Paniekknop (Panic Button, Astounding, november 1959). Op iedere planeet die de mensheid inpikt wordt een langgestrafte met strafvermindering als een soort plaatshouder neergeplant die, voorzien van een knop en een sinister uitziende machine, verder niets anders hoeft te doen dan andere ruimtevarende en planeetveroverende volkeren bang maken. Een pure blufknop dus. En het werkt. Russell is bijna racistisch, zo is hij overtuigd van het vernuft van ons, mensen, ten aanzien van alle andere buitenaardse wezens!

Niets nieuws onder de zon (Nothing New, Astounding, januari 1955). Menselijke ruimtevaarders die een planeet van onsterfelijken bezoeken, realiseren zich niet dat de mensheid daar al eens eerder geweest is. Een nogal duister verhaaltje.

Ik ben niets (I am Nothing, Astounding, juli 1952). Dit is eigenlijk geen sciencefictionverhaal. Een militaire dictator krijgt een slachtoffer van zijn dadendrang te gast en hem vallen de schellen van de ogen als het abstracte kwaad dat hij routinematig aanricht plotseling een concrete invulling krijgt.

Allamagoosa (Allamagoosa, Astounding, mei 1955). Een humoristisch verhaaltje gebaseerd op een woordgrap. In de inventarislijst van een militair schip staat een offond genoteerd (in het Engels offog). Niemand weet wat dat is en dus bouwen ze er een, puur om de inspectie te kunnen doorstaan. Als ze later voor alle zekerheid rapporteren dat hun offond geëxplodeerd is, blijkt pas welke tikfout hun parten heeft gespeeld.

Al met al, zoals reeds geconstateerd, een beetje teleurstellende verzameling. Veel flauwiteiten en eigenlijk vrij weinig echte Russelliaanse meesterwerkjes. De vreselijke vertaling hielp ook niet echt.

Ikzelf zou een paar kortere flauwekulverhaaltjes weggelaten hebben en daarvoor in de plaats een (goede) vertaling van Design for great day hebben opgenomen. Dat verhaal komt nu pas veel later in de reeks pas aan de beurt, in deel 148.


vrijdag 9 april 2021

Philip Dick – De spelers van Titan (MSF 71)

Hoewel ik nog steeds niet in de forensentrein aan te treffen ben, neem ik zo nu en dan toch maar weer eens een deeltje van de Meulenhoff SF-reeks ter hand. Men moet wat in lockdown.
 
De aandachtige lezer van dit blog zal weten dat ik geen fan ben van Philip Dick. Er is iets aan zijn fantasie dat ik grauw vind, plat en triviaal. Wonderlijk, omdat hij juist heel populair is als een visionaire schrijver, die grenzen tussen genres weet te slechten en met een voldragen en krachtige literaire stem spreekt. Ook is het zo dat het merendeel van zijn werk geschreven is onder invloed van geestverruimende middelen. Ik lees dat er allemaal dus niet aan af. Dick voelt zich het meest op zijn gemak in dunnige, metalige post-apocalyptische dystopieën. Zijn hoofdpersonen en hun motieven zijn naargeestig of psychotisch. Sommige boeken van hem vind ik naargeestiger dan andere, en het lapidair door ene D. Markus vertaalde De spelers van Titan vind ik het naargeestigste tot nu toe. Een eerder boek van hem heb ik al slechts met hangen en wurgen uit weten te lezen, maar er zijn grenzen. Ik ben in dit boek halverwege gestopt, ik kon er niet meer tegen.

De mensheid is na een kernramp die de vruchtbaarheid heeft beïnvloed teruggebracht naar een handzame paar miljoen. Voortplanting is vrijwel onmogelijk geworden en slechts als men tijdens het blufspel een drie gooit kan men hoop koesteren op een betere toekomst. Pete Garden, de bipolaire hoofdpersoon van dit boek heeft zijn vrouw en het grootste deel van zijn land verloren en wil dat graag terugwinnen. Luckman, de man die hem die grond afhandig gemaakt heeft wordt vermoord en de wereldleiding, bestaande uit vugs, de op silicium gestoelde levensvorm van Saturnus’ grootste maan Titan, begint zich met het geval te bemoeien. Zij hebben de macht over de resterende mensheid overgenomen, geven leiding aan het blufspel en gebruiken telepathie en hallucinaties om hun macht te handhaven.

Tot hier heb ik het boek doorgeworsteld. Ik weet dat verderop in het boek de gokgroep van Pete Garden, als verdachten van de moord, naar Titan getransporteerd zal worden om daar een ultiem spel te spelen en waar een heleboel kwalijks omtrent de vugs ontdekt wordt.

Men prijst nogal eens de plot van deze korte roman. Omdat ik hem niet tot het einde heb uitgelezen, kan ik niet echt oordelen, maar wat ik in de eerste helft aangetroffen heb als plot-ondersteunend materiaal, gaf me geen goed gevoel. De karakters van de personages zijn uitgesproken zwak. Ondanks alle toestanden die er in hun hoofden omgaan, blijven ze opmerkelijk eendimensionaal. Geen van de personen springt er gunstig uit en ik kon me met niemand identificeren. Hun lot liet me dan ook volledig koud.