dinsdag 30 mei 2017

Hal Clement – In twee fasen water (MSF 18)

Zoals wel eerder gebeurde, heeft Meulenhoff met In twee fasen water van Hal Clement ook nu weer het tweede deel uit een bestaande reeks als eerste uitgegeven. Het oorspronkelijk eerste deel, Een zaak van gewicht, komt later (pas in deel 45!)

Hal Clement is een vertegenwoordiger van het harde sciencefictiongenre. Dat wil zeggen dat alles wat hij beschrijft, in ieder geval wetenschappelijk verantwoord moet zijn. Binnen die beperking zoekt hij vervolgens de uiterste grenzen op van wat nog mogelijk kan zijn. Zo komt hij op het idee een onwaarschijnlijke planeet te construeren als Tenebra.

Tenebra is een vreemde plaats. De dikke dampkring van water, vermengd met zuurstof en zwaveloxides maakt het een zeer hete plek. Er heerst een temperatuur van driehonderdzeventig graden (het is me niet duidelijk geworden of dat Celsius of Fahrenheit is – in dat laatste geval is het nog altijd boven de 180 graden Celsius) en een druk van een achthonderd atmosfeer. Bovendien is de zwaartekracht er drie maal zo groot als op Aarde. Door de vreemde combinatie van druk en temperatuur bestaat water er in permanent wankel evenwicht tussen twee fasen: vloeibaar en gas. Regenbuien met druppels van een paar meter omtrek vallen tegen de avond en verstikken de atmosfeer. Bovendien heeft de planeet, daar waar het weer overwegend een constante is, juist een voortdurend veranderende bodem. Geen voorwaarden, zou je zeggen, voor intelligent leven. Niettemin is dat er wel.

Een menselijke expeditie draait in een ruime baan om de planeet en heeft er een robot laten afdalen die een groep autochtonen onder zijn hoede heeft genomen. Vanuit het ruimteschip communiceren de mensen met deze inboorlingen: wezens met acht poten en vuurvaste schubben. Deze robot, Fagin genaamd, leert ze allerlei dingen, zoals vuur maken, schepen bouwen, lijm maken.
Dan stort er een sloep van het ruimteschip, een soort bathyscaaf, neer met aan boord twee kinderen: het slimme meisje Easy Rich en de alien Aminadorneldo, de zoon van de kortaangebonden Drommische diplomaat Aminadabarlee, gelijkend op een bever van vier meter lang met acht poten.

Vanaf hier is het een vrij simpel rampenboek geworden: schip gestrand, bemanning machteloos, hulp moet komen van de inboorlingen, geleid vanuit het ruimteschip door de communicatierobot. Dat dat allemaal gaat gelukken, spreekt natuurlijk vanzelf, al komt de redding zelf bepaald als een anticlimax, een voetnoot die in een paar pagina’s afgeraffeld wordt.

Hal Clement
Hal Clement is niet zo vreselijk goed in mensen, daar is zijn focus te technisch voor. Zowel de opvallend normaal aandoende autochtonen op het planeetoppervlak, als de bioloog Reaker, die voor het contact zorgt en de diplomaten Rich en Aminadabarlee blijven netjes in hun hokje en alleen Easy Rich kan de lezer nu en dan enigszins verrassen. Wat de wetenschap betreft: het zal allemaal wel kloppen, maar de leek zou wel een iets uitgebreidere uitleg hebben willen krijgen.

Alles bij elkaar een amusant en onschuldig boekje, dat niet tot grote hartstochten geleid heeft bij uw kritische lezer.

dinsdag 23 mei 2017

Alfred E. Van Vogt - De wereld van Nul-A (MSF 17)


Alfred E. Van Vogt was gefascineerd door de Pools-Amerikaanse linguïst en grondlegger van de algemene semantiek, graaf Alfred Habdank Skarbek Korzybski (1879-1950) en vooral diens boek Science and Sanity: an Introduction to Non-Aristotelian Systems and General Semantics, een 800 pagina’s dikke verhandeling uit 1933 die een groots systeem aanbood om het denken van de mens helderder, efficiënter en positiever te maken. Nul-A staat dan ook voor dat begrip: Non-Aristotelian.

Met De wereld van Nul-A heeft de Meulenhoff-reeks een klassieker van jewelste binnengehaald. Alfred E. van Vogt, kind van Nederlandse emigranten, was een van de reuzen in de sciencefiction van de veertiger jaren en dit meesterwerk, een roman over non-Aristotelische logica en het daaruit voortvloeiende ontstaan van een ras van supermensen, was zijn meest invloedrijke boek. Een hele generatie sciencefictionschrijvers, zoals Philip K. Dick, Keith Laumer, Alfred Bester, Charles Harness en Philip Jose Farmer zijn door deze in 1949 verschenen roman geïnspireerd en gevormd en het boek is dan ook verplichte kost voor wie zich serieus met de geschiedenis van het genre bezig wil houden.

Tot zover de ronkende informatie die op internet te vinden is.

Alfred E. Van Vogt
Maar de non-aristotelische semantiek van Korzybski kan bij nader inzien niet anders gezien worden dan als pseudowetenschap, met net zoveel fanatieke voor- als tegenstanders. Niettemin bestaat er nog steeds een Institute of General Semantics in Chicago. In de Jaren vijftig werd Van Vogt hoofd van L. Ron Hubbards Dianetics Institute, de voorloper van de Scientology-kerk. Toen dit instituut binnen een jaar de mist in ging, vormde Van Vogt samen met zijn vrouw een eigen, soortgelijk instituut, dat zij een decennium in stand wisten te houden.

De wereld van Nul-A heeft een rommelige ontstaansgeschiedenis. Oorspronkelijk in 1945 verschenen in de vorm van een buitengewoon chaotisch feuilleton, werd het pas na zeer rigoureuze redactie in boekvorm uitgegeven. En zelfs deze boekvorm valt bepaald niet mee. Want Van Vogt straalt weinig schrijfvreugde uit. Zijn taal is houterig en mist iedere glans die van zinnen iets kunstzinnigs kan maken. Het ondertussen bekende, onbeholpen Nederlands, deze keer van Per Tregange (dat moet wel haast weer een pseudoniem van Ruurd Groot zijn!) maakt het er allemaal niet beter op.

Waar gaat deze mijlpaal van een roman nu eigenlijk over? Dat is nog niet zo makkelijk samen te vatten. Gilbert Gosseyn wordt wakker met valse herinneringen. Hij ontdekt een pion te zijn in een groot, galactisch schaakspel met het lot van de Aard- en Venusbewoners als inzet. Het blijkt dat een grote invasiemacht in een dodelijke strijd verkeert met de Nul-A filosofie, waarvan de Spelmachine (die je carrière kan bepalen) en ook Gosseyn deel uitmaken.
Hij wordt een keer doodgeschoten en keert terug in een nieuw lichaam, maar met zijn bestaande herinneringen. Hij ontdekt een extra brein te hebben, en als zodanig de voorloper te zijn van een toekomstig superras. Hij leert de Nul-A logica toepassen op voorwerpen en op zichzelf, wordt vaardig in telekinese en verslaat uiteindelijk, na een ongekende hoeveelheid doden en gewonden, de invasiemacht.

Geen moment heeft het boek mij duidelijk kunnen maken wat er nu zo geweldig is aan die Nul-A-semantiek van de Poolse Graaf. De roman is doorspekt met droge beschrijvingen van hersen- en denkprocessen die mij na verloop van tijd een beetje onverschillig begonnen te laten en die geenszins de vaart in de roman brachten. Het bleef een warrig verhaal, waar zoveel personen in voorkomen die afwisselend tot de good guys en dan weer tot de bad guys lijken te behoren dat ik, niet zozeer de kluts, als wel mijn interesse kwijt raakte: aan het eind zal de onthulling vast en zeker zo zijn dat je denken zult: ‘Oh, tja, dat had ik nou niet verwacht, hoewel…’ En zo geschiedde. En de ultieme, allerlaatste onthulling, in de allerlaatste zin van het boek zat er eerlijk gezegd ook al een tijdje aan te komen.

De waarde van Alfred E. Van Vogt wordt de laatste jaren vooral gezien als een historische.

woensdag 17 mei 2017

Jack Vance - Een stad vol Chasch (MSF 16)


Toen ik aan dit Amsterdam-Westessefproject begon, moest ik een paar zaken van tevoren overdenken: zou ik boeken die té erg waren, té onleesbaar, halverwege terzijde mogen gooien? Dat is in mijn normale leeswereld namelijk mijn gewoonte: het leven is te kort om rotboeken uit te lezen. Aangaande deze reeks besloot ik daar slechts in uiterste noodzaak toe over te zullen gaan en tot op heden ben ik nog niet in de buurt van opgave geweest. Mocht het ooit gebeuren, dan zal ik het eerlijk vertellen!
Een tweede probleem waar ik op voorhand mee zat was dit: veel van de boeken in de reeks zijn delen uit tri- of tetralogieën, maar werden niet achter elkaar uitgegeven. Soms zit er een gat van tientallen andersoortige deeltjes tussen deel 1 en deel 2. Zou ik de boeken in de numerieke volgorde van de reeks blijven lezen, dan kon er wel eens een maand of langer tussen twee opvolgende deeltjes komen te zitten. Mijn vraag is: ga ik nu, wetende dat ik een meerdelige reeks voor me heb, vooruit lezen om in het verhaal te blijven, of houd ik de M=SF nummering aan? Ik heb in principe voor het laatste besloten, ook omdat iemand die in 1970, in real time als het ware, zijn M=SFjes kocht en las, met hetzelfde euvel te maken zou hebben. In sommige gevallen maakt het niet zoveel uit, zoals nu. De vier delen van Jack Vance’s Tschai-reeks ken ik goed, want ik heb ze sedert 1970 al een keer of drie herlezen en weet dus wel zo’n beetje waar het heen gaat.

Dit deel is vertaald door redacteur Ruurd Groot, deze keer opererend onder de naam Erik Zwierd. Weer wordt het boek ontsierd door dat merkwaardige, nonchalante Nederlands van de Ruurd en Mieke Groot-dynastie, waar ik nooit echt aan kan wennen. Het zeugma (“daar kwam moeder met de tram en de lunchpakketten”) blijkt Erik Zwierds specialiteit te zijn. In één geval weet hij zelfs een ongrammaticaal zeugma te produceren, als dat tenminste niet een pleonasme is: “Het waren (…) verouderde wapens van de Wankh, en dan ook van Wankh inscripties voorzien.”

Jack Vance
Adam Reith strandt op het 212 lichtjaren verre Tschai en gaandeweg wordt hem duidelijk wat een ingewikkelde sociale orde er op die planeet heerst. Er leven zes intelligente rassen. Twee oorspronkelijke, de Pnume en hun krankzinnige verwanten de Phung die beiden in de luwte leven, drie dominerende buitentschaise rassen, de Dirdir, de Chasch en de Wankh die in de afgelopen tientallen eeuwen op de planeet terecht gekomen zijn, en de Mensen, die in vele verschijningsvormen leven, als slaven van een van de dominante rassen, als nomaden of als vrije stadsbewoners. Het mensenras is tienduizenden jaren geleden van de aarde geroofd en geïmporteerd naar de planeet. Adam zwerft rond, op zoek naar zijn ruimteschip dat door de Chasch in beslag genomen is. En passant ontsnapt hij aan een nomadegroep, redt hij een maagd en leidt hij een opstand, eerst tegen een corrupte plaatselijke machthebber, later tegen een Chash-stad. Zijn mantra is dat de mensen hun banden met de overheersende rassen moeten verbreken en voor zichzelf op moeten gaan komen. Er gebeurt heel wat in tweehonderd pagina’s. En dat klopt bij nader inzien ook wel: als het om actiescènes gaat, heeft de schrijfstijl van Vance namelijk iets gehaasts, waardoor het soms lijkt alsof de avonturen van zijn helden hem een beetje onverschillig laten. Ik heb het gevoel dat hij de handeling in zijn boeken beschouwt als niet veel meer dan het geraamte waarop hij zijn barokke en kleurrijke fantasiewereld kan boetseren, iets waar hij wel terdege de tijd voor neemt.

Aan het eind van dit eerste deel is Reiths hoop om zijn eigen ruimteschip te kunnen gebruiken volledig vervlogen. Hij moet doorzoeken, een schip zien te stelen of er misschien zelf een bouwen. Hoe het hem verder vergaat lezen we pas in deel 25. 

zaterdag 13 mei 2017

J. G. Ballard – Verdronken aarde (MSF 15)

Hoewel dit het tweede apocalyptische boek van Ballard in de M=SF-reeks is, verscheen het onder de titel The Drowned World, oorspronkelijk twee jaar vóór De verbrande aarde, namelijk in 1962. Het Nederlands van deze vertaling, wederom door Mieke Meuldrager-Ezelin, een pseudoniem voor Mieke Groot, vrouw van M=SF-redacteur Ruurd Groot, blinkt ook deze keer weer niet uit in soepelheid. Weliswaar is blijkbaar tijdens een evaluatiegesprek haar veel te uitbundige gebruik van tegenwoordige deelwoorden ter sprake gekomen – er is er bijna niet een meer te bekennen en dat is een goede zaak, maar het blijft een beetje een worsteling om haar taal te lezen. Soms is dat Nederlands van haar zo houterig dat het ongrammaticaal wordt. Neem bijvoorbeeld deze zin: "Naast de taak om het proefstation draaiende te houden, deed Kerans ook dienst als medisch officier van de eenheid." Naast de taak, deed dienst. Dat is geen correct Nederlands. Ik heb het Engels er maar even bijgehaald en daar staat: “In addition to running the testing station, Kerans served as the unit's medical officer.”
Een ander voorbeeld: “Bodkin begon luidruchtig zijn keel te schrapen en begon plotseling te praten…”. Twee keer begon in één zin, dat krijgt een rode streep van de leraar als je zoiets in een schoolopstel probeert.

Het verhaal bevalt me eerlijk gezegd wederom niet. Zo min als in De brandende aarde, ben ik in staat om ook maar enig contact te krijgen met de hoofdpersonen. Het verhaal is, zoals zo vaak bij Ballard, van een desolate grimmigheid die mij niet bepaald aanspreekt. Doordat de zon raar doet, warmt de aarde in hoog tempo op. Daardoor stijgt de zeespiegel, zodat heel Europa verandert in een tropische lagune. Hoe de waterspiegel over een zo grote oppervlakte met maar liefst vijftien meter kan stijgen wordt niet bevredigend uitgelegd.
Alleen de poolgebieden hebben nog een aanvaardbare temperatuur, in voormalig West-Europa loopt die al op tot 55 graden. Nadat een expeditie het vroegere Londen verlaat om naar de Noordpool terug te keren, blijven vier leden achter. Ze proberen zich, net als de rest van het aardse leven, aan de veranderende omstandigheden aan te passen. Er ontstaat in ijltempo een regressieve evolutie terug naar het leven in het Trias. Niet alleen lopen er onwaarschijnlijke beesten onder prehistorische gewassen door, maar de collectieve, in de genetische opbouw van de mens besloten herinnering aan die tijd treedt steeds meer op de voorgrond en doet iedereen nachtmerries beleven.
Drie van de vier achterblijvers worden geconfronteerd met een groep plunderaars onder leiding van de waanzinnige Strangman. Er ontstaat conflict. Er wordt gedood. Er wordt vernederd, gemarteld en verslagen. Uiteindelijk keert de expeditie terug en redt Kerans, die daar niet van gediend is. Hij saboteert het een en ander en vlucht naar het warme zuiden, waar hij uiteindelijk, weet hij, zal sterven. Einde.

J. G. Ballard in 1962
Ik vind Ballard als literair sciencefictionschrijver overschat. Op geen enkel moment weet hij de regressie naar miljoenen jaren geleden in de mensen geloofwaardig te maken: we nemen het van hem aan, maar ikzelf in ieder geval slechts met een grote onverschilligheid.
Geen van de drijfveren van de vier hoofdpersonen kan me overtuigen. Als ik tijdens het lezen bij elk van hun handelingen alleen maar zit te denken: ‘dat zou ik niet zo gedaan hebben’, kun je spreken van een volledig ontbreken van communicatie. Of dat kwade wil van mij is of van Ballard, valt nog te bezien.

We zijn nog niet van hem af: er komen meer boeken van Ballard aan.

donderdag 11 mei 2017

Paul Van Herck - Sam, of de Pluterdag (MSF 14)

Dit was 45 jaar geleden een van mijn favoriete boekjes uit de reeks. Ik was ook een groot fan van Leonard Huizinga’s Adriaan en Olivier reeks.
Nu ik wat ouder en rijper ben is mijn gevoel voor de meligheid van dergelijke boeken wat aan het tanen. De negen delen Adriaan en Olivier wachten alweer vijftien jaar op de vierde integrale herlezing en kunnen vermoedelijk tot Sint Juttemis wachten. Sam, of de Pluterdag houdt wat dat betreft wat beter stand en ik heb het, na een beetje stroeve opstart, met groeiend plezier herlezen.

Het zal de lezer niet verbazen dat ook in dit boek weer bestaande schrijvers handelend worden opgevoerd. De M=SF-adept raakt er langzamerhand aan gewend. In dit geval is het opvoeren van sciencefictionschrijvers John Wyndham en Robert A. Heinlein echter wel functioneel en dat maakt verschil.
Want het draait in het begin van het verhaal om een wereldwijde verordening die het schrijven van sciencefiction strafbaar stelt. In één klap zijn Wyndham, Heinlein en Sam zelf aan de grond. Ze ontmoeten elkaar in het sciencefiction-stamcafé. Wyndham pleegt zelfmoord. Heinlein vertelt dat hij, omdat er toch brood op de plank moet komen, is overgegaan op pornografie. Dat is niets voor Sam.

In een impuls besluit hij de geschiedenis van het Joodse volk te gaan schrijven. Om dat te bewerkstelligen koopt hij een Philips tijdmachine om die geschiedenis uit de eerste hand op te kunnen tekenen. Zijn boek is een enorm succes en voert onder de naam Bijbel al twintig eeuwen de bestsellerslijsten aan. Sam is schatrijk.
Eerder had hij een leuk meisje leren kennen dat hij weet te verleiden tot een afspraakje. Ze gaat akkoord en stelt de eerstvolgende pluterdag voor. Dat gaat natuurlijk mis, want Sam weet niet wat pluterdag is. Al doende komt hij er achter: pluterdag is een extra dag die je kunt verdienen door tijd te winnen. Alleen de allerrijksten winnen met hun straalvliegtuigen en dergelijke genoeg tijd om de dag op te kunnen nemen.

Nu Sam zelf rijk geworden is als Croesus, verwerft hij uiteindelijk ook een knipkaart en alles komt goed, maar niet dan nadat hij een aantal keren gestorven is, vriendjes geworden is met Magere Hein, naar de toekomst gereisd is en vele melige intermezzi gehad heeft met zijn uitgever, met Paul van Herck, met een goochelaar die dubbels van mensen kan maken of tegenstanders in kikkers veranderen en met een communist, ook Sam geheten, met wie Sam (de andere) uiteindelijk de elitaire pluterdag democratiseert en beschikbaar maakt voor de werkende massa, wat bepaald een zekere glans ontneemt aan die voorheen zo bijzondere dag.

Een doodgewoon verhaaltje dus, dat het moet hebben van de eigenaardige humor. Bijvoorbeeld:
‘Tja.’
‘Gezondheid.’
Of bijvoorbeeld:
         Ze zei: ‘Houd’ (tiens)
U moogt uw bezwaren hebben, ik persoonlijk houd wel van deze soort absurdistische meligheid. 

Paul van Herck is veel te jong gestorven: hij overleed in 1989, slechts 51 jaar oud.

maandag 8 mei 2017

Grovis – Duvels en oranje moeren (MSF 13)

Duvels en oranje moeren, met als ondertitel Nieuw Babylon en de verschrikkelijke Nedermensen, is het eerste oorspronkelijk Nederlandstalige boek in de Meulenhoff-reeks. Het is geschreven door Ward Grovis, een collectief pseudoniem van de twee redacteuren van de reeks: Ruurd Groot en Eduard Visser.

We stappen in de tweede helft van de zestiger jaren. De schrijfstijl waar we op getrakteerd worden doet heel dateerbaar aan: een vleug Sybren Polet, een genereuze portie Hans Plomp, gelardeerd met heel wat brokjes Marten Toonder en dat alles in een spesjale, niewerwetse spelling.

Ruurd Groot
Ruurd Groot gaat ook schuil achter het heteroniem Venugopalan Ittekot, de officiële vertaler van Terry Pratchett. Samen met zijn vrouw Mieke Groot was hij een van de productiefste Nederlandse vertalers van sciencefiction. Op de vraag waarom hij gekozen heeft voor Venugopalan Ittekot, antwoordde hij: 'Ik vond het wel leuk klinken.' Hij vindt rare namen überhaupt wel leuk, getuige het in de roman voorkomen van personen met namen als Tirrel, Moefie, Krett en Otjepoe.

Eduard Visser
Ik heb van beide auteurs alleen maar foto’s kunnen vinden van recente datum, al kan ik me wel voorstellen hoe ze er, tijdens het schrijven van dit boek, in 1966-1967 uit moeten hebben gezien.

Het verhaal?
Na de Boem raakt het noordwestelijke deel van het Europese vasteland geïsoleerd van de rest van de wereld. Het land van de Nedermensen is een achtergebleven, streng godsdienstig land, geleid door de Griffe (=gereformeerde) Kerk en met strenge handhaving van wet en orde door een alomtegenwoordige politiemacht en daaruit volgend een vreselijke repressie van hippies, langharigen en naaktlopers. Geschreven in de tijd van de provo’s, is dit natuurlijk een typische zestiger-jaren satire geworden, waarin Nederland karikaturaal geportretteerd wordt als het land dat het toen in 1966 in de ogen van de opstandige jeugd ook werkelijk was.

De hippies ondernemen een onderzoekstocht naar Nederland. De leden ervan bestaan uit drummers, muzikanten, anarchisten. Vaak zijn ze bloot (nooit naakt - net als bij Hans Plomp bespeuren we de neiging om alles met veilige, kinderlijke en enigszins vergoelijkende termen te omschrijven. De kleertjes gaan vaak uit, maar de kleren nooit), en hebben ze een beetje onschuldige seks.

In een uithoek van het land, in het door en door zondige Greonterp ontmoeten de kinderen een honderden jaren oude Meester Gerard en zijn ezel. Jazeker, alweer wordt er een bestaande grote schrijver handelend opgevoerd. En weer zonder dat mij de bedoeling van deze cameo helemaal duidelijk wordt. Dat is in de M=SF-reeks de zoveelste keer! Wat is er toch aan de hand?

De jeugd van Nieuw Babylon kijkt en onderzoekt, vraagt en speelt. De hel breekt los, want de duvels zijn gekomen, zo denken de Nedermensen. Hun kerk wordt gesaboteerd, waarna de kinderen terugkeren naar hun oorspronkelijke woonplaatsen, paradijzen vergeleken met het post-apocalyptische lage land.

En dan is het boekje alweer uit. Wat hebben we eigenlijk gelezen? Een lange undergroundstrip zonder plaatjes? Iets uit Aloha? Zoiets. Lichte kost. Pop.


donderdag 4 mei 2017

Isaac Asimov – De naakte zon (MSF 12)

Dit tweede deel over detective Lije Baley is beter dan het eerste, De stalen holen, MSF 2), en is dus de beste uitgave in de reeks tot nu toe.

We zijn ondertussen gewend aan Asimovs toekomst en aan de drie wetten der robotica en kunnen geen detail ontdekken dat op een of andere wijze niet helemaal klopt. Een consistente future history is een begerenswaardig bezit voor een sciencefictionschrijver. Het is interessant om te zien hoe Asimov gebruik maakt van zijn future history om zichzelf uit te dagen tot een tour de force: namelijk om twee romans te schrijven die in elk opzicht elkaars negatief zijn.

Speelde de eerste roman zich af op de claustrofobische, overbevolkte aarde, waar een moord niet gepleegd kon zijn omdat, geïndoctrineerd door het taboe, geen mens het op zou kunnen brengen om door open ruimte van gebouw naar gebouw te lopen, deze keer is de handeling verplaatst naar de planeet Solaria, ogenschijnlijk in alles de volstrekte tegenpool van de Aarde, waar de moord niet gepleegd kan zijn omdat, geïndoctrineerd door het taboe, geen mens het op zou kunnen brengen om met een ander mens in één ruimte te zijn.

De bevolking van Solaria bestaat uit slechts 20.000 zielen en wordt bijgestaan door vaak honderden robots per persoon. Iedereen woont geïsoleerd op een eigen landgoed, vaak honderden of zelfs duizenden vierkante kilometers groot. De geboortecontrole en het op constant peil houden van de bevolking wordt streng geregeld door eugenetische vakmensen. Fysiek contact is een volkomen taboe, men communiceert via hologrammen. Als men samen een wandeling maakt doet de een dat op zijn of haar eigen landgoed, de ander dito. De holografische projectoren schuiven synchroon mee. Deze vorm van communiceren heet “kijken”, en is heel wat anders dan “zien”, wat fysieke aanwezigheid impliceert. Elkaar naakt “kijken” is doodnormaal, elkaar naakt “zien” ondenkbaar smerig en pervers.

Isaac Asimov
In deze wereld is een moord gepleegd en Baley wordt gevraagd om de moord samen met zijn oude partner, R. Daneel Olivaw, een geavanceerde robot, te onderzoeken. Als Aardling worstelt hij met precies de omgekeerde taboes. Hij voelt zich niet op zijn gemak als hij niet iemand in de buurt heeft, de naakte zon beangstigt hem, robots staan hem tegen. Zijn mores komen permanent in conflict met die van de Solarianen, die hij soms schokt met zijn directheid.

Een moment van epifanie vindt plaats wanneer een Solariaanse socioloog Baley erop wijst dat geen twee planeten in het heelal zo op elkaar lijken als Solaria en de Aarde. Beide gemeenschappen zitten volstrekt vastgeroest in onproductieve taboes. De situatie is zo serieus, dat de mensheid wel eens ten onder zou kunnen gaan, temeer daar één der Solerianen snode plannetjes heeft.

Het detective-verhaal in deze roman is beter dan in het eerste deel, compleet met een soort John-Dickson-Carr-achtig einde waarin de detective toegeeft niet de ware dader te hebben ontmaskerd, nee, haar zelfs te hebben beschermd, maar in plaats daarvan de gevaarlijke mad scientist onschadelijk te hebben gemaakt – en aldus de mensheid te hebben gered. Een soort bijvangst die Carr’s hoofdpersoon Dr. Gideon Fell nooit heeft mogen bijschrijven!

woensdag 3 mei 2017

Brian W. Aldiss - Sterrenhoop (MSF 11)

Er bestaat zoiets als een Britse sciencefictiontraditie. Goed beschouwd zijn er drie hoofdstromingen: de literaire, zoals begonnen door Wells, Huxley en Orwell, voortgezet door Ballard en Wyndham; de absurdistische, met schrijvers als Pratchett, Adams en Robert Rankin; en de caleidoscopische space-opera, met Arthur C. Clarke, Brian W. Aldiss als klassieke vertegenwoordigers en recenter Iain M. Banks en Alastair Reynolds. Vaak wordt er in deze laatste categorie gebruik gemaakt van een consequent volgehouden future history en heel vaak is het menselijke ras doorgeëvolueerd totdat het bijna onherkenbaar veranderd is. Sterrenhoop (Starswarm, 1964), de eerste verhalenbundel in de Meulenhoff-reeks, is een goed voorbeeld van deze laatste stroming.
Het boek is een verzameling van acht eerder in tijdschriften verschenen verhalen, sommige kort, andere juist van novelle-lengte, tot een raamvertelling bij elkaar geschreven via tussenteksten. Naar mijn idee werkt dat niet zo goed, omdat de verhalen maar een heel tentatief verband met elkaar hebben en het sterrenhoop-concept er een beetje met de haren lijkt bijgesleept te zijn.

Brian W. Aldiss
Niet alle verhalen zijn even sterk. Aldiss is op zijn best als hij zich bezighoudt met de klassieke biologische sciencefictionthema’s: evolutie, buitenaards leven, mutaties. Veel van zijn natuurwetenschappelijke uitgangspunten zijn ondertussen door de wetenschap achterhaald, zoals een zon van antimaterie die dan ook zwart, absorberend licht uitstraalt. 
Boven de rest uit steekt wat mij betreft Het spel van een god, waarin een oude reiziger vastzit op een planeet bewoond door reptielachtige pygmeeën die hem om de een of andere reden vereren. Iedere dag komen ze hem als offer een kom met rauwe ingewanden brengen van een van hun twee soorten huisdieren. Een onderzoeksexpeditie ontdekt de ware status van de huisdieren: ze zijn de restanten van een gedegenereerd ras, de vroegere heersers van de planeet. Een thema waar de Amerikaan Larry Niven zich ook (en eerlijk gezegd beter!) mee heeft bezig gehouden. Biologische sciencefiction in zijn klassieke vorm.
Het verhaal Legenden van Smids Dreun doet in eerste instantie een beetje denken aan de Tschai-cyclus van Jack Vance, maar is uiteindelijk toch wel van een heel ander niveau. Net als bij Vance hebben we hier te maken met een held die op een vreemde planeet zit en er weg moet zien te komen, maar het verhaal is niet altijd geloofwaardig en is teveel tongue-in-cheek om serieus te kunnen worden genomen.
Andere verhalen zijn onder meer De misdeelden, een Frederic Brown-achtige shocker (die trouwens niet overdreven verrassend is) en Een kunstig ambacht, dat welhaast naadloos in Iain M. Banks’ toekomstwereld van de Culture zou kunnen passen.
Dan zijn er nog wat ambitieuze verhalen die door de kenners enorm geprezen worden, maar die mij niet zoveel zeiden. Verouderd? Te vaag? Een beetje ouderwets in hun psychedelica? Ik kan er niet precies de vinger op leggen.

Wat vind ik uiteindelijk van deze bundel? Niet zo gek veel. De meeste verhalen happen makkelijk weg, maar nergens zijn de sciencefictionelementen echt beklemmend. De clou van Het spel van een god ligt al vrij snel voor de hand en datzelfde geldt, zoals gezegd, ook voor een aantal andere verhalen. Tussen 1964 en nu hebben de plotters in het vak wel wat aan raffinement gewonnen.