Dit was 45 jaar geleden een van mijn
favoriete boekjes uit de reeks. Ik was ook een groot fan van Leonard Huizinga’s
Adriaan en Olivier reeks.
Nu ik wat ouder en rijper ben is mijn
gevoel voor de meligheid van dergelijke boeken wat aan het tanen. De negen
delen Adriaan en Olivier wachten alweer vijftien jaar op de vierde integrale herlezing
en kunnen vermoedelijk tot Sint Juttemis wachten. Sam, of de Pluterdag houdt wat dat betreft wat beter stand en ik
heb het, na een beetje stroeve opstart, met groeiend plezier herlezen.
Het zal de lezer niet verbazen dat ook in
dit boek weer bestaande schrijvers handelend worden opgevoerd. De M=SF-adept
raakt er langzamerhand aan gewend. In dit geval is het opvoeren van
sciencefictionschrijvers John Wyndham en Robert A. Heinlein echter wel
functioneel en dat maakt verschil.
Want het draait in het begin van het
verhaal om een wereldwijde verordening die het schrijven van sciencefiction
strafbaar stelt. In één klap zijn Wyndham, Heinlein en Sam zelf aan de grond.
Ze ontmoeten elkaar in het sciencefiction-stamcafé. Wyndham pleegt zelfmoord. Heinlein
vertelt dat hij, omdat er toch brood op de plank moet komen, is overgegaan op
pornografie. Dat is niets voor Sam.
In een impuls besluit hij de geschiedenis
van het Joodse volk te gaan schrijven. Om dat te bewerkstelligen koopt hij een
Philips tijdmachine om die geschiedenis uit de eerste hand op te kunnen
tekenen. Zijn boek is een enorm succes en voert onder de naam Bijbel al twintig
eeuwen de bestsellerslijsten aan. Sam is schatrijk.
Eerder had hij een leuk meisje leren
kennen dat hij weet te verleiden tot een afspraakje. Ze gaat akkoord en stelt
de eerstvolgende pluterdag voor. Dat gaat natuurlijk mis, want Sam weet niet
wat pluterdag is. Al doende komt hij er achter: pluterdag is een extra dag die
je kunt verdienen door tijd te winnen. Alleen de allerrijksten winnen met hun
straalvliegtuigen en dergelijke genoeg tijd om de dag op te kunnen nemen.
Nu Sam zelf rijk geworden is als Croesus,
verwerft hij uiteindelijk ook een knipkaart en alles komt goed, maar niet dan
nadat hij een aantal keren gestorven is, vriendjes geworden is met Magere Hein,
naar de toekomst gereisd is en vele melige intermezzi gehad heeft met zijn
uitgever, met Paul van Herck, met een goochelaar die dubbels van mensen kan
maken of tegenstanders in kikkers veranderen en met een communist, ook Sam
geheten, met wie Sam (de andere) uiteindelijk de elitaire pluterdag
democratiseert en beschikbaar maakt voor de werkende massa, wat bepaald een
zekere glans ontneemt aan die voorheen zo bijzondere dag.
Een doodgewoon verhaaltje dus, dat het
moet hebben van de eigenaardige humor. Bijvoorbeeld:
‘Tja.’
‘Gezondheid.’
Of bijvoorbeeld:
Ze zei: ‘Houd’ (tiens)
U moogt uw bezwaren hebben, ik persoonlijk
houd wel van deze soort absurdistische meligheid.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten