maandag 27 november 2017

Leonard Daventry – Een man die dubbel deed (MSF 38)

De Brit Leonard Daventry (1915-1987) blijft een beetje vaag: ik heb op het internet geen portret van hem weten te vinden. Hij was een man van vele beroepen, literair gezien een autodidact. Zijn eerste werk verscheen in de oorlog en pas in 1965 verscheen met Een man die dubbel deed zijn eerste roman, de eerste in een reeks over de telepaat Claus Coman die in een post-apocalyptische wereld de strijd aanbindt met krankzinnigen en moordenaars, maar het is deze eerste, in veler ogen een nogal vlakke roman waarmee hij zich een plaats in de sciencefictiongeschiedenis heeft weten te verwerven.

Deze roman is door Warner Flamen een beetje raar vertaald. Het lijkt erop dat hij nogal eens stukjes typisch Brits idioom vrij letterlijk naar het Nederlands heeft overgezet. Van de drie keer dat in het Engels het woord pathetic voorkwam, zou hij het mijns inziens in minstens twee gevallen beter met belachelijk hebben kunnen vertalen dan met pathetisch. Zo waren er meer van dat soort kleine momentjes bij de lezer.

Nadat de geoloog en mineraloloog Claus Coman ontdekt heeft dat hij over telepathische gaven beschikt, is hij toegetreden tot een groep sleutelmensen die werken voor de wereldregering. Het is 2090. De wereld is nog steeds aan het bijkomen van De Ramp van 1990. Er dreigt nu een nieuwe ramp. Jongeren gaan amok en doden dagelijks duizenden mensen, een dreiging die helaas niet verder uitgewerkt wordt, doch slechts een gegeven blijft. De wereldregering wil een buitenaardse straf/overlevingskolonie instellen speciaal voor die jongeren. Eén belangrijke man is nog niet overtuigd en Coman moet hem zien te spreken te krijgen om hem te overtuigen. Dat gaat gepaard met gevaren van tegen-telepaten en moordenaars, maar uiteindelijk slaagt hij natuurlijk.

In de verte deed de roman me een beetje denken aan de Nul-A romans van Alfred Van Vogt, alleen een stuk beter geschreven. Ik begrijp de lauwe waardering ervoor dan ook niet helemaal. Bij boekensites als Goodreads krijgt het vaak maar 2 van 5 sterren. Het is, toegegeven, niet een blockbuster van een avonturenroman geworden, maar het is meer dan gemiddeld intelligent en de psychologie van de telepaat wordt goed uitgewerkt. Veel van de slechte kritieken komen voort uit twee belangrijke punten die tegen het boek pleiten. Ten eerste blijken de ware sciencefictionelementen in het boek inderdaad nogal naïef (het is bijvoorbeeld relatief eenvoudig om op Venus of Mars in leven te blijven, Mercurius wordt uitgebreid geëxploiteerd en sinds kort zijn er zelfs interstellaire wezens op komen dagen, met name van de ster Fomalhaut, wezens die vreemd genoeg verder slechts een voetnoot in het verhaal vormen). Ten tweede is ook in deze roman de vrouwenemancipatie weer niet verschrikkelijk doorgedrongen. Coman heeft (slechts!) twee vrouwen, Jonl, een half-telepatische geheimzinnige jong middelbare vrouw en de veel jongere Sein, die aan het eind van het verhaal reeds zwanger blijkt te zijn. En passant ontwapent Coman met zijn seksuele raffinement ook nog eens een telepatische agente van de vijand.

Het is een roman die eigenlijk alleen in de zestiger jaren van de vorige eeuw geschreven kon worden, tegelijk traditioneel en vooruitstrevend, tegelijk vervuld van geweld en van bijna metafysische liefde. Als zodanig heeft het boek beslist zijn zwakten. Toch vond ik het een aangename leeservaring.

maandag 20 november 2017

J. G. Ballard – Doodlopend strand (MSF 37)

Het vierde boek van Ballard in de Meulenhoffreeks is een verhalenbundel geworden: Doodlopend strand, helaas weer onhandig vertaald door Mieke Groot, die onder haar vaste Ballard-pseudoniem Mieke Meuldrager-Ezelin blijkbaar een claim op deze Britse schrijver heeft gelegd. Voor deze vertaling is de (ingekorte) Amerikaanse uitgave gebruikt.

Hoewel alle verhalen in deze bundel oorspronkelijk in de toonaangevende sciencefictiontijdschriften verschenen zijn, zitten er tussen die met de beste wil van de wereld niet tot het genre gerekend kunnen worden. Weinig toekomst, ruimtewezens of machines te bekennen. Wel veel, heel veel menselijk tekort, zoals we bij Ballard gewend zijn.

Verhaal 1, Eindspel, is een Kafka-achtig geheel dat blijkbaar in een soort heden speelt. Konstantin is ter dood veroordeeld en zit in een wachthuis met zijn beul, Malik. Namen die een land als Tsjechoslowakije suggereren. De twee spelen schaak en Konstantin probeert Malik ervan te overtuigen dat hij onschuldig is. Tegen het einde, nadat Konstantin voor het eerst een partijtje schaak van zijn beul heeft weten te winnen, wordt hij naar buiten geleid. “Wie overtuigd is van zijn eigen onschuld, is schuldig” is de ietwat cryptische slotopmerking van de beul.
Het vertoonde schaak is niet geweldig en Ballard merkt ergens op dat het een wonder was hoe Malik in een zo simpele opening als het Spaans binnen tien zetten zo’n overwegende stelling kan opbouwen. Welnu: het Spaans is zo ongeveer de moeilijkste opening in het hele spel. Vreemd dat.

Het tweede verhaal Onder de bewustzijnsdrempel speelt tenminste in iets dat doet denken aan toekomst. Het is een scherpe satire over de consumptiemaatschappij, maar voelt een beetje routinematig aan. De conclusie komt niet echt als een verrassing. Dat had Paul Van Herck met zijn Sam, of de Pluterdag (MSF 14) beter aangepakt!

Het derde verhaal heet De laatste wereld van de heer Goddard, en dan weet je eigenlijk al wel wat er gaat komen. Dat klopt ook: meneer Goddard is inderdaad God.

De tomben des tijds is een niemendalletje geworden over toekomstige grafrovers op de maan. Misschien heb ik het met te weinig aandacht gelezen, maar mij ontging de clou.

In Nu ontwaakt de zee treffen we een man die, als enige, ’s nachts de opkomende zee ziet verschijnen in de stad, duizend mijl in het binnenland. Het blijkt een zee van honderdduizenden jaren geleden te zijn. Zijn botten worden in een mijnschacht aangetroffen en als Cro Magnon geïdentificeerd. Ook dit verhaal is een beetje een niemendalletje: een soort tijdreis/horrorverhaaltje waarin helemaal niets verklaard wordt, alleen maar gesuggereerd.
(Ik trof nog een vreemde vertaalmisser aan in dit verhaal: het Engelse pre-raphaelite komt er in het “Nederlands” van Mieke Groot uit als voor-raphaelitisch. Ik had deze kunststroming nog nooit zo horen noemen en dat klopte: prerafaelitisch moet het zijn.)

J.G. Ballard
De Venusjagers lijkt het centrale verhaal van de bundel te zijn: het is met veertig pagina’s het langst. Ook dit is weer zo’n typisch Ballard-verhaal waardoor ik zo’n hekel aan hem begin te krijgen. Het gaat weer geheel volgens zijn bekende stramien: er wordt een interessant decor geschetst, waarin veel gesuggereerd wordt. Dan gebeuren er een paar dingen. Daarna gebeuren die dingen niet meer. Uit.
In dit geval ontmoet een natuurkundige een man die een ruimteschip heeft zien landen. Hij begint te geloven dat de man niet liegt. Dan ziet hij zelf ook een ruimteschip landen. Dan gaat hij weg. Dat is alles. Niets wordt uitgewerkt en de nachtkaars flikkert ook deze keer weer nauwelijks merkbaar na.

Het wordt eentonig: in Eén doorhalen worden we weer met een raadsel opgezadeld dat vervolgens niet bevredigend wordt opgelost.

In aanleg het interessantste verhaal, Opeens in de middag, wordt ook weer op dezelfde manier om zeep geholpen. Verwachting scheppen, verbanden en invloeden suggereren, om vervolgens via een clou-wending die niets verklaart een versneld einde aan het verhaal te fabriceren.

Zou het met het laatste en titelverhaal Doodlopend strand  beter gaan? Wat denkt u zelf? Ik ben er moedeloos van geworden.

Veel van deze verhalen wekken de indruk dat Ballard eigenlijk een beetje gemakzuchtig is, dat hij vindt dat de verhalen zoals ze zijn wel voldoende zijn voor zijn lezerspubliek. En misschien was dat vijftig jaar geleden ook wel zo. Nu bevredigt die instelling niet meer en blijven er alleen maar luie pretenties over.

zondag 12 november 2017

Thomas M. Disch - Kamp Concentratie (MSF 36)

Na de vrolijke en niet al te diepgravende avonturenverhalen van deeltjes 34 en 35, tapt de redactie van de Meulenhoff SF-reeks met Kamp Concentratie van de erkende somberaar Thomas Disch uit een heel ander vaatje. Hier hebben we een loodzwaar, somber, surrealistisch en uitermate literair werk - je vraagt je af of dit eigenlijk nog wel sciencefiction mag heten. Het is meer verwant aan het surrealistische werk van bijvoorbeeld Stefan Themerson, of, vooruit, aan Het Evangelie van O. Dapper Dapper van W. F. Hermans.

Bij dit nadrukkelijk talige boek betreur ik het dat ik het niet in het Engels heb gelezen. Ik vermoed dat er heel wat mooie taalspelletjes verloren zijn gegaan in de ietwat onbeholpen vertaling die doet vermoeden dat de oorspronkelijke Engelse tekst voor vertaler Fred Schmidt een klein beetje te moeilijk was. Het is dan ook wat hem betreft bij dit ene boek gebleven. Het Engels van het origineel is een stuk helderder en eleganter dan zijn Nederlands, dat loopt te ploegen als door vette klei. Wel verkrijgt de tekst daardoor een soort gravitas, maar dat is niet helemaal zoals het oorspronkelijk bedoeld lijkt.

Het verhaal: dichter en gewetensbezwaarde Louis Sacchetti wordt overgeplaatst naar een plaats die Kamp Archimedes genoemd wordt. Daar worden de gevangenen geïnjecteerd met een aan syfilis verwante bacterie die de besmette proefpersonen in korte tijd zeer veel intelligenter maakt. Nadeel is wel dat de dodelijke syfilisverschijnselen versneld plaats vinden en de proefpersonen binnen negen maanden sterven.

Het boek wordt gepresenteerd als Sachetti’s dagboek en het doet aanvankelijk denken aan Flowers for Algernon, ook een dagboek van een ik-persoon wiens proces van nieuwverworven intelligentie nauwgezet gevolgd wordt. Rond het midden ontaardt het werk echter in een explosie van associaties, allusies en citaten – het wordt een waar stuk undergroundliteratuur. Tegen het eind volgt de berusting maar daarna juist opeens een jubelende extase, omdat medegevangene Mordechai Washington met zijn alchemistische kunsten erin geslaagd was om de briljante geesten van de zieke gevangenen in de schedels van hun bewakers te implanteren.

Thomas M. Disch
Het is een zeer intellectueel boek: literatuur, filosofie, alchemie, beeldende kunst, theater, muziek, maar ook de geschiedenis van het nationaalsocialisme komen erudiet en enigszins elitair aan bod. Het is een name-dropping van jewelste. Marlowe’s Faust, maar ook die van Thomas Mann komen ter sprake, Mordechai Washington wordt vergeleken met Mefistofeles. In een absurdistische droom komt Thomas van Aquino langs. We lezen de poëzie van Sacchetti, lichtjes geënt op die van de Beat poets.

Uiteindelijk blijkt de gehele wereldbevolking besmet te zijn met de ziekte en net als bij De uitroeiers een eerder in de reeks van Meulenhoff verschenen roman van Disch, staat de mensheid er aan het eind slecht voor. Reddeloos eigenlijk. Hoe de vreugde van de getransplanteerde gevangenen daarin in te passen valt, wordt niet verder uitgewerkt.