Het vierde boek van Ballard in de
Meulenhoffreeks is een verhalenbundel geworden: Doodlopend strand, helaas weer onhandig vertaald door Mieke Groot, die
onder haar vaste Ballard-pseudoniem Mieke Meuldrager-Ezelin
blijkbaar een claim op deze Britse schrijver heeft gelegd. Voor deze vertaling
is de (ingekorte) Amerikaanse uitgave gebruikt.
Hoewel alle verhalen in deze
bundel oorspronkelijk in de toonaangevende sciencefictiontijdschriften
verschenen zijn, zitten er tussen die met de beste wil van de wereld niet tot
het genre gerekend kunnen worden. Weinig toekomst, ruimtewezens of machines te
bekennen. Wel veel, heel veel menselijk tekort, zoals we bij Ballard gewend
zijn.
Verhaal 1, Eindspel, is een Kafka-achtig geheel dat blijkbaar in een soort
heden speelt. Konstantin is ter dood veroordeeld en zit in een wachthuis
met zijn beul, Malik. Namen die een land als Tsjechoslowakije suggereren. De
twee spelen schaak en Konstantin probeert Malik ervan te overtuigen dat hij
onschuldig is. Tegen het einde, nadat Konstantin voor het eerst een partijtje
schaak van zijn beul heeft weten te winnen, wordt hij naar buiten geleid. “Wie
overtuigd is van zijn eigen onschuld, is schuldig” is de ietwat cryptische
slotopmerking van de beul.
Het vertoonde schaak is niet
geweldig en Ballard merkt ergens op dat het een wonder was hoe Malik in een zo
simpele opening als het Spaans binnen tien zetten zo’n overwegende stelling kan
opbouwen. Welnu: het Spaans is zo ongeveer de moeilijkste opening in het hele
spel. Vreemd dat.
Het tweede verhaal Onder
de bewustzijnsdrempel
speelt
tenminste in iets dat doet denken aan toekomst. Het is een scherpe satire over de
consumptiemaatschappij, maar voelt een beetje routinematig aan. De conclusie
komt niet echt als een verrassing. Dat had Paul Van Herck met zijn Sam, of de Pluterdag (MSF 14) beter
aangepakt!
Het derde verhaal heet De
laatste wereld van de heer Goddard, en dan weet je eigenlijk al wel
wat er gaat komen. Dat klopt ook: meneer Goddard is inderdaad God.
De tomben des tijds is een niemendalletje geworden over
toekomstige grafrovers op de maan. Misschien heb ik het met te weinig aandacht
gelezen, maar mij ontging de clou.
In
Nu ontwaakt de zee treffen we een man
die, als enige, ’s nachts de opkomende zee ziet verschijnen in de stad, duizend
mijl in het binnenland. Het blijkt een zee van honderdduizenden jaren geleden
te zijn. Zijn botten worden in een mijnschacht aangetroffen en als Cro Magnon
geïdentificeerd. Ook dit verhaal is een beetje een niemendalletje: een soort
tijdreis/horrorverhaaltje waarin helemaal niets verklaard wordt, alleen maar
gesuggereerd.
(Ik
trof nog een vreemde vertaalmisser aan in dit verhaal: het Engelse pre-raphaelite komt er in het
“Nederlands” van Mieke Groot uit als voor-raphaelitisch.
Ik had deze kunststroming nog nooit zo horen noemen en dat klopte: prerafaelitisch moet het zijn.)
J.G. Ballard |
De Venusjagers lijkt het centrale verhaal van de
bundel te zijn: het is met veertig pagina’s het langst. Ook dit is weer zo’n
typisch Ballard-verhaal waardoor ik zo’n hekel aan hem begin te krijgen. Het
gaat weer geheel volgens zijn bekende stramien: er wordt een interessant decor
geschetst, waarin veel gesuggereerd wordt. Dan gebeuren er een paar dingen.
Daarna gebeuren die dingen niet meer. Uit.
In
dit geval ontmoet een natuurkundige een man die een ruimteschip heeft zien
landen. Hij begint te geloven dat de man niet liegt. Dan ziet hij zelf ook een
ruimteschip landen. Dan gaat hij weg. Dat is alles. Niets wordt uitgewerkt en
de nachtkaars flikkert ook deze keer weer nauwelijks merkbaar na.
Het wordt eentonig: in Eén doorhalen worden we weer met een raadsel opgezadeld dat vervolgens niet bevredigend wordt opgelost.
In
aanleg het interessantste verhaal, Opeens
in de middag, wordt ook weer op dezelfde manier om zeep geholpen.
Verwachting scheppen, verbanden en invloeden suggereren, om vervolgens via een
clou-wending die niets verklaart een versneld einde aan het verhaal te fabriceren.
Zou
het met het laatste en titelverhaal Doodlopend
strand beter gaan? Wat denkt u zelf?
Ik ben er moedeloos van geworden.
Veel
van deze verhalen wekken de indruk dat Ballard eigenlijk een beetje
gemakzuchtig is, dat hij vindt dat de verhalen zoals ze zijn wel voldoende zijn
voor zijn lezerspubliek. En misschien was dat vijftig jaar geleden ook wel zo.
Nu bevredigt die instelling niet meer en blijven er alleen maar luie pretenties
over.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten