woensdag 28 februari 2018

Robert A. Heinlein – De maan in opstand (MSF 47)

The moon is a harsh mistress, een prachtige klassieke “American novel”-titel, slapjes door Walter B. Relsky (Mieke Groot) vertaald als De maan in opstand. is een van die boeken die mijn hele leven bij me gebleven zijn. Het was één van de eerste sciencefictionboeken die ik mijn zoon liet lezen (‘Geniaal!’). Het is een boek van Heinlein, dus controversieel, en omdat het Heinlein betreft, is ieder nieuw boek controversieel om een andere reden!

Na het new-age epos Stranger in a Strange Land, is De Maan in opstand is voornamelijk een politiek boek geworden, waarin we ruim vierhonderd bladzijden lang blootgesteld worden aan Heinleins verleidelijke libertarische levensfilosofie. Juist de laatste decennia winnen soortgelijke denkbeelden in de Verenigde Staten voortdurend aan populariteit. En net als tegenwoordig ontaardt (mijn term: Heinlein zou het niet als ontaarding opvatten!) in dit boek uit 1966 die libertaire politieke houding in een soort populisme.

Maar laten we eerst het verhaal even doornemen, dat is simpel genoeg. Het is 2076. De maan is in zijn geheel een wingewest van de Verenigde Naties. Als er niet snel iets gebeurt, zal deze graan verbouwende kolonie in een paar jaar geheel leeggezogen zijn, met hongersnood als gevolg.
De centrale computer van de autoriteiten ontwikkelt menselijk verstand en besluit mee te gaan werken met zijn programmeur, Manuel Garcia O'Kelly-Davis en diens mentor Professor Bernard De La Paz in hun streven naar revolutie. De maan lijkt kansloos, ware er niet één omstandigheid die de kansen doet keren: door de zwaartekracht is het alsof de aarde zich in een diepe kuil bevindt ten opzichte van de maan. De maan kan stenen gooien: grote rotsblokken die met de kracht van atoombommen neerkomen op strategische plekken op aarde. De steun van supercomputer Mycroft geeft uiteindelijk de doorslag en de strijd wordt gewonnen. Maar Professor Bernard De La Paz’ politieke ideeën overleven niet, daarvoor is de mensheid toch te behoudend.

Robert A. Heinlein
Het rationeel anarchisme dat Prof. De la Paz, en via hem dus Heinlein zelf propageert, doet heel sterk denken aan de uitgesproken ideeën van Ayn Rand en dat klopt ook wel. Als libertarisch denker is Heinlein en met hem velen door de stuurse Russisch-Amerikaanse schrijfster beïnvloed. Een individu is zijn enige autoriteit: begrippen als staat of samenleving of solidariteit zijn zinledige begrippen. Wie, uitgaande van zichzelf, iets bereikt, heeft dat verdiend. Wie niet krachtig genoeg is, te dom of te onaangepast, gaat eraan onderdoor en dat is goed, want zo zuivert de maatschappij zich vanzelf van allerlei ongewenste elementen. Wie zich niet aan kan passen aan de mores van de maan, wordt gedood - door eigen slordigheid, door boycot, door executie. De randiaanse levensfilosofie is geen behaaglijke. Er is niet zoiets als een gratis lunch, in het Engels Tanstaafl (There Ain’t No Such Thing As A Free Lunch), een mantra dat voortdurend terugkeert in het boek (en het acroniem wordt helaas niet echt uitgelegd door de vertaalster). Zo wordt het een waar kernwoord. In tegenstelling tot het werk van Ayn Rand is dit boek wel te pruimen, omdat Heinlein niet alleen zeer intelligent is, maar ook principeloos genoeg om zijn levensfilosofie niet die zwaarte te hoeven geven die de geschriften van de grootmoeder van het keiharde neo-liberalisme zo kenmerkte. Er valt hier meer over te vertellen, maar dat zou buiten het bestek van dit blog vallen.

Wel nog dit: van sommige sciencefiction kun je je tijdens het lezen afvragen: zou dit ooit werkelijkheid worden? Bij andere weet je dat het zo in ieder geval nooit zo zal werken als voorgesteld. De maan in opstand is een voorbeeld van de tweede soort. Vrijwel de gehele plot draait om communicatie, en juist in dat opzicht is de mensheid nu al, anno 2018, onvergelijkbaar veel verder dan Heinlein in 1966 ooit had kunnen bevroeden. Zijn telefoons zitten nog door middel van kabels vast aan het net. Om een computeruitdraai te printen, moet Manuel fysiek aanwezig zijn bij de computer. Door de omstandigheden gedwongen begint de computer om PR-redenen een fictieve persoon vorm te geven met behulp van iets wonderbaarlijk nieuws - iets dat wij ondertussen al lang door en door kennen: CGI, Computer-generated imagery.

Een verplicht boek voor wie in de geschiedenis van sciencefiction geïnteresseerd is. De lezer moet zich wel in een parallelle toekomst kunnen verplaatsen!

zondag 18 februari 2018

Eric Frank Russell – Mensen, martianen, machines (MSF 46)



Na De grote uittocht is dit door David Marcuse redelijk vertaalde boek de tweede novellebundel van Russell die in de reeks verschijnt. Het is alles bij elkaar net niet hilarisch, zoals wel in het latere (maar bij Meulenhoff eerder gepubliceerde) werk. In zijn neiging de Amerikaanse hard-boiled stijl tot in het absurde te emuleren verandert geestigheid hier geregeld in lolligheid. Ik neem aan dat dit jeugdzonden zijn, want weldra zullen de lezers ontdekken we dat Russell die flauwheden werkelijk niet nodig heeft.

De vier verhalen in deze novellenbundel dateren uit het begin van de Tweede Wereldoorlog – zijn dus voor sciencefictionbegrippen middeleeuws. Toch doet het palet en de sfeer al wel modern aan. Zoals wel vaker bij Russell is de hoofdpersoon (de verteller) een ondergeschikte in een groter, liefst militair complex. In dit boek een sergeant die over de wapenkamer regeert. Hoewel Russells helden vaak ietwat sarcastisch zijn en ironisch, zijn het geen doetjes en kunnen ze net zo hard vechten als hun collega’s. Dat mag ook wel, want geen van de beschreven reizen gaat geheel zonder kleerscheuren gepaard.

In het kort introductieverhaal Jay Score wordt de held van het ruimteschip geïntroduceerd. Het blijkt een robot te zijn (Jay Score staat voor J 20). De martianen zijn de andere bijzondere matrozen. Het zijn geniale en onthutsend sterke schotelogige intkvisachtigen met hun tien tentakels, die het liefste slapen of schaken.

Eric Frank Russell
De volgende drie verhalen zijn telkens zestig tot tachtig pagina’s lang. Elk beschrijft de landing van het ruimteschip op een bewoonde planeet, waar de lokale bevolking steeds nogal ongunstig reageert op het onverwachte bezoek.
Een planeet wordt bewoond door metalen machines die nietsontziend alle levende wezens vangt en zonder verdoving ontleedt. Een tweede door symbioten bij wie de mensachtigen samenleven met de meest moorddadige bomen en struiken. In het derde verhaal komen we een volk tegen dat via telepathische beïnvloeding de bezoekers kan laten horen en zien wat ze willen. Het heeft nogal wat voeten in de aarde om betrekkelijk ongeschonden weer van de planeet op te stijgen.

Dit alles is pure pulp: sciencefictionavonturen met vreemde wezens, rare wapens en gevaren, robots, marsmannetjes en grollen. Gedurende de verhalen begint Russell beter te schrijven, maar niettemin blijft het boek niet meer dan  een soort lichte voorloper van De grote uittocht: we treffen hier wel de van Eric Frank Russell bekende elementen aan: het hilarische gekibbel van de bemanning, en de slapstick op vreemde planeten, met aardebewoners die permanent worden bedreigd door unieke (maar helaas door later overgebruik door andere sciencefictionschrijvers wel een beetje clichématig geworden) vreemde levensvormen, maar wat wel alleszins ontbreekt is die charmante laag van laconieke anarchistische diepzinnigheid die we later van hem zo gewoon geworden zijn.


maandag 12 februari 2018

Hal Clement – Een zaak van gewicht (MSF 45)

Mission of gravity is redelijk vertaald door Paul Halliwell (op één “ik besef me” na), van wie dit het enige bekende werk is. Ik veronderstel dat we hier waarschijnlijk wel weer te maken hebben met een pseudoniem van één der IWACC-getrouwen: Mieke of Ruurd Groot, bijvoorbeeld.

Hoewel ik het boek in het begin van de zeventiger jaren gelezen heb, kon ik me er maar heel weinig van herinneren. Ik weet nog wel dat ik het heel goed vond, op een vreemde, ingetogen manier. Ook heb ik al die jaren een levendige herinnering aan één specifieke scene in de roman, die blijkbaar een diepe indruk op me gemaakt heeft. En net als bij P. J. Farmers Vreemde verwanten blijkt die scene niet te bestaan!

Een echte mensenschrijver zal Clement nooit worden. Daarvoor is hij teveel een natuurkundige. Hij creëert een wereld die aan alle bekende natuurwetten voldoet, maar die wel die wetten tot hun uiterste consequentie test. In het onderhavige geval betreft het de planeet Mesklin, een superzware planeet met een zeer hoge rotatiesnelheid van slechts tien minuten. Daardoor is zij enorm vervormd geraakt: van pool tot pool heeft zij een doorsnede van 33.000 kilometer, maar op de evenaar een doorsnede van 70.000 kilometer. Het is een discus, met andere woorden. Op de evenaar is de zwaartekracht driemaal de aardse, op de polen het zevenhonderdvoudige van de onze. Een menselijke expeditie neemt een lokale vrije handelsschipper bij de hand om op de zuidpool een gestrande lander te bergen. De lokale protagonist is Barlennan, kapitein van het handelsschip de Bree. Hij is in permanente radioverbinding met de mens Charles Lackland. Na vele avonturen op deze onmogelijke planeet wordt de lander uiteindelijk bereikt, waarbij de autochtone schipper op zijn beurt rijkelijk beloond wordt door middel van menselijke kennis.

Hal Clement
Het spreekt vanzelf dat de plaatselijke bevolking belangrijk afwijkt van de mensen van de expeditie. Het zijn platte, gedrongen veelpotige keverachtigen van veertig centimeter lengte. Al hun kennis, als hun levenservaring is voortgekomen uit die idiote, sterk variërende zwaartekracht en het korte etmaal van slechts tien minuten. En val van tien centimeter zou deze wezens fataal zijn.
Later erkende Clement dat hij zich vergist had, en dat de zwaartekracht op de polen “slechts” 250 g zou zijn, in plaats van 700 g.

De roman werd in eerste instantie als feuilleton uitgegeven in Astounding Science Fiction magazine van april tot juli 1953. Een jaar later verscheen het als hardcover, vier jaar daarna als paperback.

De persoonlijkheden van de bewoners van Mesklin zijn bekritiseerd omdat ze te weinig “vreemd” zouden zijn, teveel zouden gelijken op dat van de mensen. Dat Clement wel trots was op deze planeet, bleek uit het nawoord waarin hij iedereen uitnodigde om zelf verhalen te gaan schrijven die op deze vreemde wereld speelde. Ik weet niet of veel schrijvers aan deze oproep gevolg hebben gegeven.

Uiteindelijk wordt het boek een beetje overheerst door de ietwat steriele schrijf- en denkstijl van de onderwijzer Hal Clement, zij het niet zo erg als in het eerder bij MSF verschenen In twee fasen water.