Na De
grote uittocht is dit door David Marcuse redelijk vertaalde boek de tweede
novellebundel van Russell die in de reeks verschijnt. Het is alles bij elkaar
net niet hilarisch, zoals wel in het latere (maar bij Meulenhoff eerder
gepubliceerde) werk. In zijn neiging de Amerikaanse hard-boiled stijl tot in het absurde te emuleren verandert
geestigheid hier geregeld in lolligheid. Ik neem aan dat dit jeugdzonden zijn,
want weldra zullen de lezers ontdekken we dat Russell die flauwheden werkelijk
niet nodig heeft.
De vier verhalen in deze novellenbundel
dateren uit het begin van de Tweede Wereldoorlog – zijn dus voor sciencefictionbegrippen
middeleeuws. Toch doet het palet en de sfeer al wel modern aan. Zoals wel vaker
bij Russell is de hoofdpersoon (de verteller) een ondergeschikte in een groter,
liefst militair complex. In dit boek een sergeant die over de wapenkamer
regeert. Hoewel Russells helden vaak ietwat sarcastisch zijn en ironisch, zijn
het geen doetjes en kunnen ze net zo hard vechten als hun collega’s. Dat mag ook
wel, want geen van de beschreven reizen gaat geheel zonder kleerscheuren
gepaard.
In het kort introductieverhaal Jay Score wordt de held van het ruimteschip
geïntroduceerd. Het blijkt een robot te zijn (Jay Score staat voor J 20). De
martianen zijn de andere bijzondere matrozen. Het zijn geniale en onthutsend
sterke schotelogige intkvisachtigen met hun tien tentakels, die het liefste
slapen of schaken.
Eric Frank Russell |
De volgende drie verhalen zijn telkens zestig
tot tachtig pagina’s lang. Elk beschrijft de landing van het ruimteschip op een
bewoonde planeet, waar de lokale bevolking steeds nogal ongunstig reageert op het
onverwachte bezoek.
Een planeet wordt bewoond door metalen
machines die nietsontziend alle levende wezens vangt en zonder verdoving
ontleedt. Een tweede door symbioten bij wie de mensachtigen samenleven met de
meest moorddadige bomen en struiken. In het derde verhaal komen we een volk
tegen dat via telepathische beïnvloeding de bezoekers kan laten horen en zien
wat ze willen. Het heeft nogal wat voeten in de aarde om betrekkelijk
ongeschonden weer van de planeet op te stijgen.
Dit alles is pure pulp:
sciencefictionavonturen met vreemde wezens, rare wapens en gevaren, robots,
marsmannetjes en grollen. Gedurende de verhalen begint Russell beter te schrijven,
maar niettemin blijft het boek niet meer dan een soort lichte voorloper van De grote uittocht: we treffen hier wel
de van Eric Frank Russell bekende elementen aan: het hilarische gekibbel van de
bemanning, en de slapstick op vreemde planeten, met aardebewoners die permanent
worden bedreigd door unieke (maar helaas door later overgebruik door andere
sciencefictionschrijvers wel een beetje clichématig geworden) vreemde
levensvormen, maar wat wel alleszins ontbreekt is die charmante laag van
laconieke anarchistische diepzinnigheid die we later van hem zo gewoon geworden
zijn.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten