woensdag 20 december 2017

Jack Vance – De Dirdir (MSF 41)

De Dirdir is het derde deel van het Tschai-vierluik. Eerder verschenen Een stad vol Chasch en Onder de Wankh. De lotgevallen van Adam Reith op de waanzinnige planeet Tschai nemen een vervolg. Bijgestaan door zijn twee vrienden Traz en Anacho blijft hij proberen een ruimteschip te kopen of te bouwen om terug te kunnen keren naar de Aarde.

Dit deel is vertaald door Warner Flamen, en dat is een pseudoniem van de eindredacteur van de hele reeks: Mark Carpentier Alting. Dat is, naar M=SF-maatstaven, redelijk gedaan. Vance’s vlotte en organische stijl leent zich wel voor soepele en smeuïge vertalingen.

Dit deel brengt de drie vrienden naar de stad Vervodei, waar een ruimtebasis en een uitgebreide onderwereld te vinden is. Vele soorten mensen bewonen de stad, die gecontroleerd wordt vanuit Hei, een zuivere Dirdirstad. In Vervodei is alle te koop, als je maar geld hebt. En dat is het probleem van Adam Reth: hij is bankroet. Uiteindelijk komen ze aan fondsen door in het bij gelukzoekers geliefde niemandsland Carabas op Dirdir te gaan jagen. Met ongeveer tweehonderdtwintigduizend sequijnen hoopt hij een ruimteschip te zullen kunnen gaan bouwen. Daartoe gaat hij in zee met de immorele boef Aila Woudiver, een meedogenloze opportunist die zichzelf beschouwt als een dirdirman en dus gemene zaak speelt met de Dirdir. Uiteindelijk worden de drie reizigers natuurlijk verraden en dreigt er een pijnlijke dood in een Dirdir sportpaleis. Alle rampspoed wordt evenwel afgewend, vooral door Reith’s astute inzicht in Dirdir psychologie en wettenstelsel. Aan het eind van het boek is Woudiver in hun macht en wordt de constructie van het ruimteschip hervat.

Jack Vance
Ook dit deel munt weer uit in wat de Amerikaanse critici zo heel fraai planetbuilding noemen. Met veel aandacht voor details weet Vance de enorme rommelzooi van zes duidelijk van elkaar verschillende intelligente rassen op één planeet op bijna achteloze wijze helder uit elkaar te houden. Nooit slaat de wanhoop toe die slecht geplotte boeken in ons oproepen. Ook op het gebied van de verdere inkleuring van deze vreemde plaats staat Vance met opvallend gemak zijn mannetje. Smaken, stoffen en geuren schudt hij uit de mouw alsof hij geboren en getogen is op Tschai.

woensdag 13 december 2017

Harry Harrison – Bill, de held van de Melkweg (MSF 40)

Bill, de held van de Melkweg, de satirische sciencefictionroman van Harry Harrison uit 1965 vond ik bij herlezing tegenvallen. Nu ja, wat betekent de term “herlezing” in dit geval? Ik las het boek in Domaso, en dat betekent dat het 1972 of 1973 moet zijn geweest – ik gok op het laatste. Ik was een stuurse, anarchistische jongen met lang maar moeilijk haar. Ik was dwars en droeg de hele vakantie in Italië mijn legerdumpkleren, en las een totaal van vijftien boeken.

Het door de ervaren vertaler Frits Lancel nogal slordig vertaalde werk doet een beetje denken aan, maar is van mindere kwaliteit dan, Sam, of de Pluterdag van Paul van Herck (want dat was laconieker en geestiger) of De grote uittocht van Eric Frank Russel (want dat was speelser en geestiger).

Het verhaal is simpel: Bill, een eenvoudige boerenjongen, wordt gerekruteerd in het leger en beleeft vreemde, soms absurde avonturen. Hij weet in leven te blijven en wordt per ongeluk een held. Aan het eind blijkt hij volledig een deel van dat leger geworden te zijn. Het is een beetje Catch 22, maar dan in de intergalactische ruimte. De oorlog die de mensheid voert is tegen de Chingers, een buitenaards ras van zeven voet lange mensenetende reptielen met vier arrmen. Later komt Bill erachter dat de Chingers in werkelijkheid vredelievende, zeven-duim lange wezens zijn, die maar niet begrijpen waarom de mensheid ze zo graag wil uitroeien. Maar dat maakt allemaal niets uit: hij ontdekt dat de oorlog uitsluitend gevoerd wordt om het militair-industrieel complex in stand te houden en dat alles wat op de galactische nieuwskanalen over de vijand gerapporteerd wordt compleet fake-nieuws is.

Harry Harrison
Het is duidelijk: dit boek is typisch zestiger jaren politieke satire. De planeet waar Bill zijn laatste “heldendaad” verricht, een planeet vol moerassen waar alle planten en inboorlingen het ongewenste invasieleger te lijf gaan, doet wel heel erg aan Vietnam denken. De satire zit er zo dubbeldik bovenop, dat het me uiteindelijk meer deed denken aan een politieke strip, van Robert Crumb bijvoorbeeld, of onze eigen Willem, zoals die in bladen als Hitweek of Tante Leny Presenteert verschenen, dan aan een sciencefictionroman.

Een aardig boek, niet extreem leuk, maar wel aardig, dat erom schreeuwt om in zijn tijd geplaatst te worden. Ik noem niet graag iets gedateerd, maar deze roman wil niet anders als gedateerd zijn: in het midden van de zestiger jaren, in de opkomende subcultuur van de popart en underground, uitgesproken tegenstander van de waanzin van het militarisme.

woensdag 6 december 2017

Larry Niven – Neutronster (MSF 39)


Larry Niven is met grote voorsprong mijn favoriete sciencefictionschrijver. Ik heb alles van hem in de kast staan. Menig boek van hem, al dan niet in samenwerking met anderen geschreven, heb ik meerdere malen herlezen. Ik lees hem uitsluitend in het buitengewoon soepele, gemakkelijke Engels dat van hem één der beste stylisten maakt in het genre. Maar natuurlijk was mijn kennismaking met hem in het Nederlands, in 1971, met Neutronster. Ik las het vrij snel nadat het uitkwam en een levenslange liefdesrelatie was geboren. Voordat men denke dat dit een hagiografie gaat worden: vanzelfsprekend heeft hij in de vijfenvijftig jaar dat hij publiceert ook middelmatige en zelfs slechte boeken geschreven.

Politiek gezien is Larry Niven niet geheel zonder controverse. Hij wordt nogal eens beschuldigd van extreemrechtse standpunten. Persoonlijk vind ik die beschuldigingen hogelijk overdreven. Laten we vooropstellen dat Niven ongetwijfeld een republikein is en niet bepaald een progressieve republikein, maar het was zijn vriendschap met sciencefictionschrijver Jerry Pournelle, met wie hij een aantal boeken heeft geschreven, die hem min of meer in de controversiële hoek gemanoeuvreerd heeft. Pournelle was namelijk wel degelijk een extreemrechtse alt-right figuur, die Mussolini bewonderde, milieugroepen haatte en zijn aartsconservatieve en militaristische wereldbeeld nooit onder stoelen of banken stak. In Nivens werk daarentegen is het helemaal niet zo eenvoudig om welke politieke mening dan ook te ontdekken. Niven lijkt me hier een beetje het slachtoffer te zijn geweest van besmetting by proxy: alleen al door zich in te laten met Pournelle is hij verdacht. In zijn boeken lees ik het in ieder geval niet. Integendeel: iemand die zich zoals Niven zo gemakkelijk en empathisch in de psyche en de sociologie van vreemde wezens en maatschappijen kan verplaatsen, kan eenvoudigweg geen fundamentalistische conservatief zijn. Ik denk dat hij veeleer een klassieke libertariër is dan een conservatief.

Al vanaf het allereerste begin bouwt Niven aan een eigen, wat we noemen future history: een tijdlijn binnen welke zijn verhalen en romans zich afspelen. Al schrijvende voegt hij nieuwe elementen toe, waar in latere werken weer aan gerefereerd worden. Deze goed door Ivain Rodriguez de León vertaalde bundel verhalen speelt in zijn geheel in die future history, in een bol van globaal zestig lichtjaren diameter die bekend staat als The known space. Die bol wordt gedomineerd worden twee krachtige rassen, de mens en de kzin, maar er zwerven allerlei andere wezens rond, zoals onder meer de kdatlyno, de buitenstaanders en vooral de poppenspelers. Elk van deze volkeren heeft een uitgebalanceerde psychologie meegekregen die in de loop van decennia alleen nog maar verfijnder zou worden.

Larry Niven
Omdat Niven al schrijvende bouwde aan zijn universum, kon het gebeuren dat hij zich nog wel eens moest corrigeren in een later verhaal. Dat merken we meteen in het eerste verhaal van deze bundel, Neutronster. De albino Beowulf Shaeffer wordt er door de poppenspelers, fabrikanten van de ondoordringbare General Products romp voor ruimtevaartuigen op uitgestuurd om te onderzoeken welke dodelijke kracht door die schijnbaar ondoordringbare romp heen kon komen en de passagiers kon doden. Uiteindelijk komt hij er achter en ontfutselt hij en passant een miljoen sterren van de poppenspelers die de precieze locatie van hun thuisplaneet zozeer geheim willen houden (het zijn intelligente lafaards) dat zelfs de suggestie dat hun wereld geen maan heeft hun veel afkoopgeld waard is. In een veel later verschenen verhaal zou blijken dat de poppenspelers niet alleen wel degelijk op de hoogte waren met getijden en satellieten, maar dat ze zelfs grootmeesters waren op het gebied van het manipuleren van planeten en manen. Nivens verklaring van de afkoopsom in retrospectief is dat ze daarmee juist de suggestie hadden willen wekken dat hun thuisplaneet geen maan had. Zo werkt Niven: hij blijft bouwen en ombuigen en gaatjes opvullen, totdat zijn future history homogeen en chronologisch in orde is.

In Een relikwie van het imperium wordt een bioloog op een verre planeet lastig gevallen door een stelletje ruimtepiraten. Dat zij de curieuze flora van de planeet niet kennen wordt hun fataal. Exploderende bomen, anderhalf miljard jaar geleden ontwikkeld door een verloren gegaan superras, de tnuctipun, maken een einde aan de piraten.

Omdat Beowulf Shaeffer (zogenaamd dus) het geheim van de poppenspelers kent, namelijk dat hun planeet geen maan zou hebben, wordt hij gedwongen om opnieuw een levensgevaarlijke expeditie uit te voeren, dit keer Naar het hart van de Melkweg. Hij ontdekt dat die kern van de Melkweg aan het exploderen is en dat over twintigduizend jaar een golf van straling de gehele bekende ruimte zal gaan steriliseren. Bij thuiskomst blijken alle poppenspelers meteen vertrokken te zijn, naar de Andromeda-Galaxy misschien, wie weet? Poppenspelers zijn lafaards, dat is waar, maar ze zijn wel volstrekte realisten. Dus nemen ze de benen bij de eerste aanwijzing van gevaar. Over twintigduizend jaar zullen de mensen en de kzin een massale, chaotische aftocht moeten organiseren, terwijl de poppenspelers dan alweer een heel stuk verder in de richting van de veiligheid zijn. Is dat, zo vraagt Niven zich af, niet ook een vorm van moed?
Dit verhaal is ondertussen wetenschappelijk volledig achterhaald. De kernen van melkwegstelsels bestaan niet uit sterren die zo dicht bij elkaar staan dat een supernova een kettingreactie kan veroorzaken, maar uit superzware zwarte gaten. Als je, zoals Niven, zo dicht mogelijk bij de nieuwste ontwikkelingen op natuurwetenschappelijk gebied probeert te blijven, kan zoiets je overkomen. Schouders ophalen en verder gaan.

Sciencefiction met een archeologische insteek is altijd een favoriet bij mij geweest. Dus is Het zachte wapen ideaal geschikt voor mij. De poppenspeler Nessus en zijn twee menselijke reisgenoten worden onderschept door een groep kzin-piraten die het op hun stasiskist voorzien hebben. De tnuctipun en de slavenhalers hebben tijdens hun totale vernietigingsoorlog van 1500 miljoen jaar geleden her en der tijdloze kisten achtergelaten met technologie, informatie en wat niet al. Nessus heeft er een gevonden en de kzin pikken hem in. Het blijkt een stasiskist van een tnuctip-spion te zijn en uiteindelijk stuiten de piraten onvermijdelijk op de zelfvernietigingsknop van het zachte wapen. De mensen overleven het omdat ze sluw zijn. Nessus overleeft ook. En dat is maar goed ook, want hij moet in de beroemde latere romancyclus rond Ringworld een hoofdrol gaan spelen. En nog weer later in zijn prequel Fleet of worlds.

In Vlaklander komen we Beowulf Shaeffer weer tegen. Deze keer ontmoet hij de rijkste man van het universum, die zijn zinnen erop gezet heeft, de vreemdste planeet van de bekende ruimte te bezoeken. Hij koopt de informatie van de merkwaardige buitenstaanders, een ras dat bij de temperatuur van vloeibaar helium leeft en handelt in informatie. Voor een extra bedrag willen ze ook vertellen waarom die planeet de vreemdste is van de bekende ruimte. De rijkaard gaat daar niet op in, met bijna fatale gevolgen. Ondertussen komen we weer een manier te weten om de schijnbaar zo onverwoestbare General Products romp te slopen.

Verreweg het zwakste verhaal is De regelen der waanzin, over een man die een misdaad begaat en daarom tot het einde van het universum achtervolgd wordt. Het verhaal voegt weinig of niets toe aan het Niven-universum en is lang, langzaam en saai.

Veel korter is De misdeelden, een laconiek verhaal over het ondenkbare: namelijk dat de anderhalf miljard jaar oude slavenhalers, gemuteerd en al, nog steeds blijken te bestaan, nu als sedentair levende, telepathische dieren.

Llobee, ten slotte, is weer een verhaal met Beowulf Shaeffer, die een ontvoerde kdatlyno beeldhouwer bevrijdt. Een typisch Niven verhaal met veel spitsvondigheden, goed uitgewerkte karakters en een onweerstaanbaar mooie vrouw van driehonderd jaar oud.

In deze verhalen komen we geen makkelijke oplossingen tegen, geen Ballard-achtige fopspenen. Hier zijn goedgeschreven gestructureerde harde sciencefictionverhalen, waarvan de plots en de psychologie kloppen en waarin een sense of wonder heerst die mij al vijftig jaar betovert. De diep doordachte clous sprankelen en tintelen, en worden vaak afgesloten met een kleine laatste twist waar wij als lezers al helemaal niet aan gedacht hadden. Niven geeft ons daarbij niet het gevoel dat we in de maling genomen zijn, maar dat hij en ik, op ons niveau, op voet van gelijkheid deze slimheid hebben uitgedacht. Dat is sympathiek, dat bindt.