woensdag 23 augustus 2017

Philip Jose Farmer – Vreemde verwanten (MSF 30)

Enigszins gewaagd voor zijn tijd was Philip Jose Farmers verhalenbundel Strange relations uit 1966, waarin de mogelijkheden van intergalactische seksuele relaties uitgewerkt werden. Bij herlezing komt het me allemaal niet zo spannend meer voor, maar ik herinner me vaag dat ik het, toen ik het begin zeventiger jaren voor het eerst las, bepaald een controversieel boek vond.

Deze redelijk maar ietsjes houterig en niet helemaal foutloos (bijvoorbeeld: “wat het ook zei”) door Elisabeth/van Leent-Sieburgh vertaalde bundel bestaat uit vijf lange verhalen die telkens een “casus” presenteren.

Het eerste verhaal, getiteld Moeder, beschrijft hoe een seksueel enigszins gefrustreerde jongeman en zijn moeder, die hem volledig domineert, op de verre planeet Baudelaire door twee inheemse molluskachtige moederwezens in haar baarmoeders opgesloten worden. De moeder overleeft het niet, maar Eddie wordt uiteindelijk onderdeel van het voortplantingsproces van zijn gastmoeder.

Het tweede verhaal, Dochter is een soort à propos bij het eerste. Het speelt weer op de planeet Baudelaire, maar nu is het een kind van het moederwezen en Eddie, dat door haar vader onderwezen wordt in overleving, op een manier die tot dat moment op de planeet onbekend was. Na enige tijd begint de lezer te vermoeden dat we hier met een bewerking te maken hebben van het sprookje De wolf en de zeven geitjes, wat aan het eind dan ook in “otjespee atijnlee” (potjeslatijn) onthuld wordt. Dit verhaal komt tot nu toe het dichtst bij wat ik gezellige Amsterdam-Westessef noem en is mijn favoriet uit deze bundel.

Het derde verhaal Vader is de spil van het boek. Met zijn ruim honderd bladzijden is het eigenlijk een korte roman geworden. Erin wordt beschreven hoe een schip strandt op de verre planeet Abatos, een ware Hof van Eden, waar een buitenaards wezen aanvankelijk zeer overtuigend pretendeert God te zijn. Aan boord van het schip raken twee passagiers, Bisschop André en pastoor Carmody, in een verhit debat omtrent de ware aard van het wezen, totdat blijkt dat het wezen, zich noemende Vader, een leugenachtig en kwaadaardig schepsel is. Het kost de bisschop het leven, de padre, met meer levenswijsheid behept, komt als triomfator tevoorschijn. Kwesties als oerzonde, seks, het eeuwige leven etc. komen aan bod. Als theologische sciencefiction is dit geen slecht verhaal, maar ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat het, zoals wel vaker gebeurde bij verhalen uit deze periode, in zekere zin als prototype heeft gediend voor latere, veel beter uitgewerkte dito verhalen.

Philip Jose Farmer
Verreweg het zwakste verhaal is Zoon, waarin een man met een moedercomplex gevangen wordt door een volledig geautomatiseerde, van AI voorziene, vrouwelijke communistische onderzeeboot van de vijand. Hij is haar te slim af, doorziet haar leugens, ontsnapt  en is meteen van zijn moedercomplex af. Ongeveer rond diezelfde tijd schreef Larry Niven een kort verhaal over een intelligente raket met ogenschijnlijk psychosomatische klachten, getiteld Becalmed in Hell, dat zoveel beter was dat het eigenlijk geen vergelijking meer is. Het is duidelijk: Farmer was een der laatsten van de oude garde, Niven één der eersten van de nieuwe. In de zestiger jaren was er een machtsgreep bezig die zou af gaan rekenen met de klassieke sciencefiction.

Het laatste verhaal, Mijn zuster d’r broer toont dat eens te meer aan. Hier hebben we een verhaal over een aantal zeer ingewikkelde symbiotische levensvormen en voortplantingswijzen die voor de huidige lezer paradoxaal tegelijkertijd een beetje te simpel en nogal vergezocht is. Het is zeker een onderhoudend verhaal, met trouwens ook weer een forse dosis theologie erin verwerkt, maar vergeleken bij de veel subtielere symbioses die moderner schrijvers ons hebben voorgetoverd, voldoet het verhaal eigenlijk maar ternauwernood.

Eén ding aan dit boek is nog heel vreemd: ik heb een zeer levendige herinnering aan een bepaalde scène uit dit boek dat ik vijfenveertig jaar geleden gelezen heb. Ik kan me zo de setting en de sfeer voor de geest halen. Maar hoe levendig die herinnering ook moge zijn: de scène komt niet voor in het boek!

woensdag 16 augustus 2017

Ernest Hill – Jammer van de Aarde (MSF 29)

Volgens de redactie van M=SF zou dit boek een humoristische, kolderachtige en satirische roman moeten zijn à la Paul van Hercks Sam, of de Pluterdag en zelfs zou het hier en daar herinneren aan “de minder ernstige schrifturen” van Remco Campert.

Welneen.

Met de beste wil van de wereld kan ik geen spoor van verwantschap ontdekken met deze twee genoemde schrijvers. In van Hercks toekomst komt een almachtige reclamecultuur weliswaar ook aan bod, maar daarmee is dan ook iedere gelijkenis genoemd.
Jammer van de Aarde is wel degelijk brutaal, maar op een heel andere wijze dan Van Hercks opus. Het boek is op een lichtelijk non-conformistische manier zowel kwaadaardig als optimistisch, er zit er een hoop satire in het verhaal dat over de machtigen van het universum gaat, waaronder de krantenmagnaten, maar eerder zie ik een verwantschap met de Amerikaanse underground van de jaren zestig, en dan met name met het vele keiharde cartoongeweld van de legendarische tekenaar Robert Crumb en de Nederlandse cartoonist Bernard Willem Holtrop, bekend als Willem. Wat op zich dan toch best weer opmerkelijk is voor de debuutroman van een drieënvijftigjarige Brit uit de advertentiewereld!

Pity about Earth uit 1968, in de vertaling van F. Lancel al in 1970 aan de Meulenhoff-reeks toegevoegd, is een satirische avonturenroman die in niets gelijkt op de boeken die we tot nu toe in de reeks hebben aangetroffen.  

Shale is directeur advertenties van een in een oplage van 1000 miljard verschijnende krant. Hij wordt door een concurrent gevangen genomen en komt terecht in een laboratoriumcomplex met vele tienduizenden kooien waar de meest wrede experimenten worden uitgevoerd (die met smaak beschreven worden). Shale is zelf een exponent van deze wereld: in onze ogen volstrekt amoreel. Hij begrijpt dan ook helemaal niets van de gedachtewereld van Marilyn, een aap met empathisch mensenverstand die hij bevrijdt uit het laboratorium. Zij begrijpt evenmin veel van zijn hardheid.
Getweeën ontsnappen ze en vervolgens trekken ze naar de planeet Asgard, waar de machtige zakenmensen wonen. Shane en Marilyn nemen het krantenimperium over en terwijl Shale zijn tijd met lolletjes vult, hervormt Marilyn de krant zodanig dat de advertenties niet langer het nieuws bepalen. Een langdurig proces dat nog maar net begonnen is als we het boek dichtslaan.

Ik vond het best een aardig boekje, maar wel heel erg onsubtiel. De satire werd met grote gebaren en loeiende sirenes gepresenteerd. Ook hing er een grote neonreclame boven het geheel: “Pas op!! Dit is satire!!!” Het had ook best een beetje minder gekund.

Hoe Ernest Hill eruit zag weet ik niet. Ik ben er niet in geslaagd ook maar één enkele afbeelding van hem te vinden. Het blijkt ook enorm moeilijk om überhaupt extra informatie over dit boek te vinden op het net. Het bleef bij die ene druk, niemand heeft het nodig geacht een recensie of zelfs maar een samenvatting te schrijven. Dus hier hebben we echt wel te maken met een underground classic.

woensdag 9 augustus 2017

Theodore Sturgeon - Venus Plus X (MSF 28)


Venus Plus X van Theodore Sturgeon (geboren als Edward Hamilton Waldo) verscheen in 1960, en liep daarmee een paar jaar voor op de avant-garde van de vrouwenemancipatie en de seksuele revolutie.

Een doodgewone man wordt verplaatst van het Amerika van de zestiger jaren naar een tijd zeer ver in de toekomst, of althans, dat lijkt het te zijn. De mensachtigen van deze maatschappij, Ledom geheten (het omgekeerde van model) blijken hermafrodieten te zijn, die de man nodig hebben om vanuit het standpunt van een niet-ledomiet een oordeel te vellen over de maatschappij. Hij wordt langzamerhand bekend met de ogenschijnlijk ideale maatschappij van liefde die er heerst, tot hij ontdekt dat de ledomieten helemaal niet als hermafrodiet geboren worden, maar door een ingreep in het laboratorium zo gemaakt worden. Woedend wijst hij ze af, waarna de aap uit de mouw komt: hij bevindt zich helemaal niet in de toekomst maar in het heden, en hij is ook niet wie hij denkt te zijn: in werkelijkheid is hij een manlijk gebleven ledomiet die met de gedachten van een omgekomen homo sap. is gevoerd. Er wordt besloten dat hij in het geheime gebied van Ledom mag blijven, samen met een eveneens niet behandeld meisje.
In een parallelverhaal, geschreven in de tegenwoordige tijd, komen alle denkbare clichés aan bod: hoe jongens en meisjes al van jongs af aan in het keurslijf van hun biologische geslacht geperst worden: jongens met hun auto’s, meisjes met hun poppen; hoe films over liefde taboe zijn voor kinderen en geweldfilms prima gevonden worden, etc.

Theodore Sturgeon
Samen met Philip José Farmer, staat Sturgeon bekend als de meest seksueel expliciete van de klassieke sciencefictionschrijvers. De thematiek in het onderhavige boek is de dubbele seksuele en sociale moraal van, natuurlijk, met name de Verenigde Staten van na de oorlog. Veel van de problematiek in het boek is ook tegenwoordig nog actueel. De behandeling van homoseksuelen, het opgedrongen geslachtelijke gedragspatroon, de hypocriete seksuele en religieuze moraal. Het boek gaat zeer nadrukkelijk over het Amerika van 1960.

Als sciencefiction is het niet het meest opwindende boek uit de serie. Veel van de natuurkunde klinkt een beetje naïef en ouderwets, bijna vooroorlogs.

Het dunne boek is bedaard vertaald door Dolf Verroen en las in vier forens-ritjes uit.

zondag 6 augustus 2017

James H. Schmitz – De heksen van Karres (MSF 27)


De heksen van Karres begon zijn bestaan als een kort verhaal uit 1949. In de jaren 1965-66 breidde Schmitz dat verhaal aanzienlijk uit tot een kloeke roman, die verscheen in 1966. De Nederlandse vertaling verscheen in de Meulenhoffreeks in 1969. In het algemeen is het boek door Mark Carpentier Alting redelijk vertaald, al telde ik wel een paar opmerkelijke grammaticale missers (“opgevouwd”, “afgeschrokken”).

Het verhaal is niet al te ingewikkeld: kapitein Pausert redt drie heksenkinderen Maleen (14), Goth (9 of 10) en de Leewit (6) van een slavenbestaan door ze voor een zacht prijsje te kopen. Hij brengt ze naar hun thuisplaneet Karres, dat in een dodelijke strijd gewikkeld is tegen een planeetgroot robotisch oorlogsschip genaamd Wormwereld, een plot die meteen aan Star Wars doet denken. Uiteindelijk wordt door Pausert en vooral Goth de oorlog gewonnen, met hulp van een vatch, een transdimensionale plaaggeest die op het eind door de kapitein vakkundig geneutraliseerd wordt.

De heksen van Karres wordt beschouwd als space-opera en hoort tot de popcultuur van de jaren zestig. Schmitz’ schrijfstijl is licht en elegant en staat nooit het verhaal in de weg. De psychologieën van de personen worden volledig vormgegeven door hun handelingen. De kapitein is fatsoenlijk en pragmatisch, Goth is voorlijk en bedachtzaam, de Leewit ernstig en grillig. De cultuur waarin dit boek het makkelijkst is voor te stellen, is die van de tv-sciencefiction. In het jaar van verschijnen van de roman, 1966, werd ook de eerste aflevering van Star Trek uitgezonden en zeker het eerste deel van het boek doet sterk aan die serie denken. Het tweede deel is wat duisterder en broeieriger en herinnert mij meer aan twee andere legendarische televisieseries: Blake’s Seven, maar met name Doctor Who, zeker waar het de confrontatie betreft tussen onze helden en de megalomane en misdadige, losgeslagen robot van Wormwereld.

James H. Schmitz
Waar de hedendaagse, primair reagerende wereld buitengewoon gevoelig voor is, zijn de vermeende pedofiele trekjes van het verhaal. Tienjarige Goth spreekt de verwachting uit later met de kapitein te zullen gaan trouwen. Pausert gaat daar verder niet op in en er is dan ook geen enkele spanning in de lucht. Hij is achter in de twintig, zij tien. Het is niet aan de orde.
Een zekere Cheryl neemt daar op Goodreads geen genoegen mee. Ze heeft het boek verkeerd (of helemaal niet?) gelezen en schrijft verontwaardigd: “Pedophilia trigger. These are not witches disguised as children, but rather children who have developed certain talents. And there is much talk with the captain of approaching marriageable age, which is apparently 16, at least for girls.”
Het ligt natuurlijk allemaal veel genuanceerder, maar de overspannen tijdgeest van het heden heeft geen tijd voor nuances en kiest dus het liefst voor de kortste beschikbare bocht. Dit soort morele verontwaardiging, volledig gebaseerd op de eigen, beperkte en nogal onnozele wereldkijk staat me buitengewoon tegen.
Op Librarything analyseert een zekere Featherbear veel nuchterder: “Maybe today some might detect a hint of pedophilia – there seems to be an expectation that Goth will marry Captain Pausart when she “comes of age.” Schmitz is probably aware of this […]”. Hij vervolgt: “Middle sister Goth (prepubescent, about 9?) takes over for much of the book. This could potentially be […] problematic, but any implicit sexuality is deflected to the mature charms of the nefarious ship chandler Sunnat of Uldune and the gun totin’ Empire agent Hulik do Eldel”. En ook met deze twee vrouwen ontstaat er nooit iets dat maar in de verste verte op een seksuele chemie lijkt: het boek is nadrukkelijk aseksueel.

Onze ‘moderne” tijd heeft in haar oneindige wijsheid nog een “dingetje” met het boek. In 2005 heeft Eric Flint het voor een heruitgave geredigeerd, vooral om een heleboel referenties aan roken en tabak te verwijderen, die het verhaal kennelijk onaanvaardbaar maakten voor de “moderne” lezer. Wat een bekrompen figuur is die moderne lezer toch!