zondag 12 maart 2017

Harry Harrison - Doodstrijd op Pyrrus (MSF 5)

Dit eerste deeltje uit de de Deathworld serie, oorspronkelijk in 1960 verschenen bij Bantam in New York en in 1967 in matig Nederlands (een paar Tante Betjes, een zeugmaatje of twee en hier en daar “een meisje die”…) vertaald door Miefje Schermer, was in mijn herinnering het eerste echte vrolijke Amsterdam-West-essefje. Een vrij oppervlakkig avonturenboek met in de hoofd- en heldenrol een intergalactische schavuit die steeds meer idealistische trekjes begon te krijgen. Ik las het achtenveertig jaar geleden al even snel uit als nu. Het verhaal rolt lekker voort. Ik kan me herinneren dat Harry Harrison mij in de zeventiger jaren eigenlijk niet literair genoeg was, het mocht van mij toen (ernstig en zestien) allemaal wel wat ambitieuzer. Daar heb ik vijfenveertig jaar later aanzienlijk minder last van!

De premisse van de roman is niet al te ingewikkeld: een hele planeet, flora zowel als fauna, richt zich volledig op de bestrijding van de menselijke kolonisten. Daar zit wat achter, uiteraard. Beroepsgokker Jason DinAlt onderzoekt de situatie en komt tot de ontdekking dat alle vijandelijkheden geregisseerd, of preciezer nog: georkestreerd lijken te zijn. Het hele leven op de planeet blijkt een soort telepathische symbiose te zijn, die de kolonisten slechts opvat als de zoveelste natuurramp waartegen het zich teweer moet stellen. Sommige natuurrampen moet je ontvluchten, andere juist bevechten. Geholpen door een hoge radioactiviteit (die blijkbaar voor de kolonisten weinig gevaar oplevert) muteert het planetaire leven, flora en fauna, in razend tempo totdat het in extreme mate aangepast is aan het enige doel: de indringers doden. Ieder grassprietje, ieder motje, iedere plantenwortel is dodelijk geworden.

Harry Harrison
Met hulp van een groep verschoppelingen, de Vreters, die buiten de belegerde stad wonen en wel in een soort harmonie met de natuur leven, besluit DinAlt de kolonisten te dwingen hun levensstijl en houding ten opzichte van de autochtone flora en fauna aan te passen. Waar zou de sciencefiction trouwens zijn zonder verschoppelingen? De kolonisten van Pyrrus zien de realiteit onder ogen en het boek eindigt met hun heilige voornemen om in harmonie met de omgeving te gaan leven, om zich niet langer als een natuurramp te gaan gedragen.

Ondertussen is er gevochten en gedood, neergestort, genocide gepleegd, om miljarden gedobbeld, seks gehad, gelachen, gejankt, woedend gebruld en beteuterd ongelijk bekend. En dat zonder dat je ook maar een moment het gevoel had, zoals in eerdere deeltjes van de serie wel, dat de schrijver haast had! Dat vind ik knap.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten