Ook dit boekje verscheen in het
eerste levensjaar van de Meulenhoffreeks: in 1967. Oorspronkelijk uitgegeven in 1954,
midden in de zogenaamde Golden Age van de Amerikaanse sciencefiction, wordt het beschouwd
als een klein klassiek meesterwerkje. Helaas is deze Nederlandse versie door Duco
van Weerlee nogal nonchalant vertaald.
Honderdduizenden jaren lang heeft het
zonnestelsel zich in zijn baan om het centrum van de Melkweg door een
krachtenveld heen bewogen dat enkele kosmologische constanten op geringe wijze beïnvloedt. Een kleine verandering heeft grote gevolgen. Op het moment dat de aarde uit dat veld kruipt vinden de elektromagnetische processen net even anders plaats. Het duidelijkst
merkt men dat in de hersenen van levende wezens en voor mens en dier heeft de
verandering dan ook verstrekkende gevolgen. Het gemiddelde IQ (zo die term nog iets
betekent) van de mensheid stijgt exponentieel: een zwakbegaafde boerenknecht
die als idioot door het leven ging heeft nu een IQ van 160, natuurkundigen
halen een IQ van 500.
Een leuke premisse, die overigens volgens mij heden ten dage als achterhaald mag worden beschouwd, want ik meen eens gelezen
te hebben dat men heeft bewezen dat de constanten, zoals de constante van Planck
of de lichtsnelheid in vacuüm doorheen het gehele waarneembare heelal gelijk
is. Nu ja, dat kon Anderson niet weten.
Het boek is opgebouwd als een
rampenboek. In plaats van één lineaire verhaallijn, vinden we er vier of vijf:
de geschiedenissen van de reeds vermelde boerenknecht, een sluwe politicus, een
natuurkundige, en los van hem ook die van zijn vrouw. Telkens switchen we van de ene naar de andere
lijn. Maar het boekje is er eigenlijk te kort voor: de verhaallijnen worden
geen van alle bevredigend uitgewerkt. Alleen het verhaal van de boerenknecht,
die in een paar ontsnapte chimpansees zijn gelijken vindt en wiens lijn verrassend aan het
einde van het verhaal die van één van de andere hoofdpersonen snijdt, is bij vlagen boeiend.
Poul Anderson |
Steden houden op te bestaan, God,
geld en arbeid verdwijnen. De mensheid moet nieuwe doelstellingen in het leven
vinden en sommigen slagen daar wel, anderen juist volstrekt niet in. Anderson
probeert aanschouwelijk te maken hoe wezens met een IQ van 500 denken en
handelen, maar daar slaagt hij vanzelfsprekend niet in. Voor ons zwakbegaafden
is een dergelijk IQ nu eenmaal niet goed voor te stellen.
Deze zestig jaar oude roman is
interessant voor mensen die geïnteresseerd zijn in wat ik maar noem de geschiedenis van de toekomst. Van
internet is geen spoor te bekennen. Iedereen rookt nog, pijp of sigaretten. De onbetrouwbare
Sovjet-Unie is nog steeds bezig met allerlei belhamelstreken. Vrouwen, zo ze al
voorkomen, zijn stereotiepe wezens, afhankelijk van de intellectueel superieure
mannen. Dat nare trekje deelt dit boekje met heel veel andere werken uit die
tijd en het kan voor sommigen een reden zijn het over te slaan. Ik heb het met
zeker plezier gelezen, maar zeker ook een beetje meewarig om zoveel naïveteit. Het sf-genre is sedert de Gouden Era bepaald wel een stuk volwassener geworden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten