
Het door de ervaren vertaler Frits Lancel nogal slordig
vertaalde werk doet een beetje denken aan, maar is van mindere kwaliteit dan, Sam, of de Pluterdag van Paul van Herck
(want dat was laconieker en geestiger) of De grote uittocht van Eric Frank Russel (want dat was speelser en geestiger).
Het verhaal is simpel: Bill, een eenvoudige boerenjongen, wordt
gerekruteerd in het leger en beleeft vreemde, soms absurde avonturen. Hij weet
in leven te blijven en wordt per ongeluk een held. Aan het eind blijkt hij
volledig een deel van dat leger geworden te zijn. Het is een beetje Catch 22, maar dan in de intergalactische
ruimte. De oorlog die de mensheid voert is tegen de Chingers, een buitenaards
ras van zeven voet lange mensenetende reptielen met vier arrmen. Later komt Bill erachter
dat de Chingers in werkelijkheid vredelievende, zeven-duim lange wezens zijn, die maar
niet begrijpen waarom de mensheid ze zo graag wil uitroeien. Maar dat maakt allemaal niets uit: hij ontdekt dat de
oorlog uitsluitend gevoerd wordt om het militair-industrieel complex in stand te
houden en dat alles wat op de galactische nieuwskanalen over de vijand gerapporteerd wordt
compleet fake-nieuws is.
![]() |
Harry Harrison |
Het is duidelijk: dit boek is typisch zestiger jaren
politieke satire. De planeet waar Bill zijn laatste “heldendaad” verricht, een
planeet vol moerassen waar alle planten en inboorlingen het ongewenste invasieleger
te lijf gaan, doet wel heel erg aan Vietnam denken. De satire zit er zo
dubbeldik bovenop, dat het me uiteindelijk meer deed denken aan een politieke
strip, van Robert Crumb bijvoorbeeld, of onze eigen Willem, zoals die in bladen
als Hitweek of Tante Leny Presenteert verschenen, dan aan een sciencefictionroman.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten