donderdag 26 oktober 2017

R. A. Lafferty – De avonturen van Kapitein Roodstorm (MSF 34)

Raphael Aloysius Lafferty (7 november 1914, Neola, Iowa) kwam uit een streng rooms katholieke familie. Hij was niet gelukkig met het feit dat zijn voornamen gebaseerd waren op twee heiligen. Hij bleef zijn hele leven ongetrouwd en woonde bij zijn zuster in huis. Hij had geen rijbewijs. Reizen deed hij alleen in zijn enorme bibliotheek. Pas op latere leeftijd begon deze elektrotechnische ingenieur verhalen te schrijven. In 1984 dwong Alzheimer hem te stoppen met schrijven. Hij stierf pas in 2002. Neil Gaiman schreef in de Washington Post in een in memoriam: He was a genius, an oddball, a madman. His stories (his short stories were, in the main, more powerful than his novels) are without precedent: If he can be compared to anyone it might be to a more whimsical Flann O'Brien, but comparisons are pointless en verder: Lafferty never fit as an sf writer, as a fabulist or as a horror writer, although his work was sold as such and he won the Hugo Award and the World Fantasy Award. He was a genre in himself.

Deze schrijver moest het hebben van humor, satire en een wilde, laterale fantasie. De avonturen van Kapitein Roodstorm doet bij vlagen denken aan een bizar mengsel van François Rabelais, Marten Toonder, Paul van Herck en Douglas Adams. Het boek blijkt al snel een oneerbiedige, burleske herschrijving van de Odyssee te zijn. De delen van dit klassieke meesterwerk die in kolderieke bewerkingen in het boek voorkomen zijn achtereenvolgens:

1. De Lotuseters
2. De Laistrygonen  
3. Een combinatie van Helios, en Scylla en Charybdis
4. De Sirenen
5. Polyphemos
6. Circe
7. Hades
8. Penelope en de vrijers

R. A. Lafferty
Vaak is het ergerlijk als sciencefiction een zekere innerlijke logica ontbeert. Soms, als in onderhavig geval, is het laconiek negeren van die logica doel op zich. Lafferty vindt  het niet zo belangrijk dat alles klopt. In een van de verhalen bijvoorbeeld wordt een bemanningslid opgegeten. Doodleuk is hij bij een volgend verhaal weer aanwezig met een mededeling in de trant van: Hij was veel te slim om zich op te laten eten. Hoe hij het geflikt heeft om te ontsnappen is een heel verhaal, waar we nu geen tijd voor hebben. Zoiets kan voor de die hard nogal ergerlijk zijn, maar ik houd er wel van, zolang er ook geen pretentie van innerlijke logica is. Dan wordt het absurdistisch en geraak je dichter in de buurt van volstrekt krankzinnige schrijvers als de fransman Alfred Jarry.

De hier en daar wat slordige vertaling van Walter P. Relsky (en dat is weer de befaamde Mieke Groot!) heeft wel zijn geestige momenten. De namen van de bemanningsleden zijn in de vertaling grappiger dan in het origineel. Crabgrass wordt Vogelpootgras, Fairfeather wordt Vraaiveêr en Captain Puckett wordt vertaald naar Kapitein Kabouter.

Leuk boek. Aanrader.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten