zondag 18 februari 2018

Eric Frank Russell – Mensen, martianen, machines (MSF 46)



Na De grote uittocht is dit door David Marcuse redelijk vertaalde boek de tweede novellebundel van Russell die in de reeks verschijnt. Het is alles bij elkaar net niet hilarisch, zoals wel in het latere (maar bij Meulenhoff eerder gepubliceerde) werk. In zijn neiging de Amerikaanse hard-boiled stijl tot in het absurde te emuleren verandert geestigheid hier geregeld in lolligheid. Ik neem aan dat dit jeugdzonden zijn, want weldra zullen de lezers ontdekken we dat Russell die flauwheden werkelijk niet nodig heeft.

De vier verhalen in deze novellenbundel dateren uit het begin van de Tweede Wereldoorlog – zijn dus voor sciencefictionbegrippen middeleeuws. Toch doet het palet en de sfeer al wel modern aan. Zoals wel vaker bij Russell is de hoofdpersoon (de verteller) een ondergeschikte in een groter, liefst militair complex. In dit boek een sergeant die over de wapenkamer regeert. Hoewel Russells helden vaak ietwat sarcastisch zijn en ironisch, zijn het geen doetjes en kunnen ze net zo hard vechten als hun collega’s. Dat mag ook wel, want geen van de beschreven reizen gaat geheel zonder kleerscheuren gepaard.

In het kort introductieverhaal Jay Score wordt de held van het ruimteschip geïntroduceerd. Het blijkt een robot te zijn (Jay Score staat voor J 20). De martianen zijn de andere bijzondere matrozen. Het zijn geniale en onthutsend sterke schotelogige intkvisachtigen met hun tien tentakels, die het liefste slapen of schaken.

Eric Frank Russell
De volgende drie verhalen zijn telkens zestig tot tachtig pagina’s lang. Elk beschrijft de landing van het ruimteschip op een bewoonde planeet, waar de lokale bevolking steeds nogal ongunstig reageert op het onverwachte bezoek.
Een planeet wordt bewoond door metalen machines die nietsontziend alle levende wezens vangt en zonder verdoving ontleedt. Een tweede door symbioten bij wie de mensachtigen samenleven met de meest moorddadige bomen en struiken. In het derde verhaal komen we een volk tegen dat via telepathische beïnvloeding de bezoekers kan laten horen en zien wat ze willen. Het heeft nogal wat voeten in de aarde om betrekkelijk ongeschonden weer van de planeet op te stijgen.

Dit alles is pure pulp: sciencefictionavonturen met vreemde wezens, rare wapens en gevaren, robots, marsmannetjes en grollen. Gedurende de verhalen begint Russell beter te schrijven, maar niettemin blijft het boek niet meer dan  een soort lichte voorloper van De grote uittocht: we treffen hier wel de van Eric Frank Russell bekende elementen aan: het hilarische gekibbel van de bemanning, en de slapstick op vreemde planeten, met aardebewoners die permanent worden bedreigd door unieke (maar helaas door later overgebruik door andere sciencefictionschrijvers wel een beetje clichématig geworden) vreemde levensvormen, maar wat wel alleszins ontbreekt is die charmante laag van laconieke anarchistische diepzinnigheid die we later van hem zo gewoon geworden zijn.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten