woensdag 3 mei 2017

Brian W. Aldiss - Sterrenhoop (MSF 11)

Er bestaat zoiets als een Britse sciencefictiontraditie. Goed beschouwd zijn er drie hoofdstromingen: de literaire, zoals begonnen door Wells, Huxley en Orwell, voortgezet door Ballard en Wyndham; de absurdistische, met schrijvers als Pratchett, Adams en Robert Rankin; en de caleidoscopische space-opera, met Arthur C. Clarke, Brian W. Aldiss als klassieke vertegenwoordigers en recenter Iain M. Banks en Alastair Reynolds. Vaak wordt er in deze laatste categorie gebruik gemaakt van een consequent volgehouden future history en heel vaak is het menselijke ras doorgeëvolueerd totdat het bijna onherkenbaar veranderd is. Sterrenhoop (Starswarm, 1964), de eerste verhalenbundel in de Meulenhoff-reeks, is een goed voorbeeld van deze laatste stroming.
Het boek is een verzameling van acht eerder in tijdschriften verschenen verhalen, sommige kort, andere juist van novelle-lengte, tot een raamvertelling bij elkaar geschreven via tussenteksten. Naar mijn idee werkt dat niet zo goed, omdat de verhalen maar een heel tentatief verband met elkaar hebben en het sterrenhoop-concept er een beetje met de haren lijkt bijgesleept te zijn.

Brian W. Aldiss
Niet alle verhalen zijn even sterk. Aldiss is op zijn best als hij zich bezighoudt met de klassieke biologische sciencefictionthema’s: evolutie, buitenaards leven, mutaties. Veel van zijn natuurwetenschappelijke uitgangspunten zijn ondertussen door de wetenschap achterhaald, zoals een zon van antimaterie die dan ook zwart, absorberend licht uitstraalt. 
Boven de rest uit steekt wat mij betreft Het spel van een god, waarin een oude reiziger vastzit op een planeet bewoond door reptielachtige pygmeeën die hem om de een of andere reden vereren. Iedere dag komen ze hem als offer een kom met rauwe ingewanden brengen van een van hun twee soorten huisdieren. Een onderzoeksexpeditie ontdekt de ware status van de huisdieren: ze zijn de restanten van een gedegenereerd ras, de vroegere heersers van de planeet. Een thema waar de Amerikaan Larry Niven zich ook (en eerlijk gezegd beter!) mee heeft bezig gehouden. Biologische sciencefiction in zijn klassieke vorm.
Het verhaal Legenden van Smids Dreun doet in eerste instantie een beetje denken aan de Tschai-cyclus van Jack Vance, maar is uiteindelijk toch wel van een heel ander niveau. Net als bij Vance hebben we hier te maken met een held die op een vreemde planeet zit en er weg moet zien te komen, maar het verhaal is niet altijd geloofwaardig en is teveel tongue-in-cheek om serieus te kunnen worden genomen.
Andere verhalen zijn onder meer De misdeelden, een Frederic Brown-achtige shocker (die trouwens niet overdreven verrassend is) en Een kunstig ambacht, dat welhaast naadloos in Iain M. Banks’ toekomstwereld van de Culture zou kunnen passen.
Dan zijn er nog wat ambitieuze verhalen die door de kenners enorm geprezen worden, maar die mij niet zoveel zeiden. Verouderd? Te vaag? Een beetje ouderwets in hun psychedelica? Ik kan er niet precies de vinger op leggen.

Wat vind ik uiteindelijk van deze bundel? Niet zo gek veel. De meeste verhalen happen makkelijk weg, maar nergens zijn de sciencefictionelementen echt beklemmend. De clou van Het spel van een god ligt al vrij snel voor de hand en datzelfde geldt, zoals gezegd, ook voor een aantal andere verhalen. Tussen 1964 en nu hebben de plotters in het vak wel wat aan raffinement gewonnen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten