Het ietwat slordig (consequent “de mensen
wiens”, bijvoorbeeld) door Warner Flamen (pseudoniem van Mark Carpentier
Alting) vertaalde To Live Forever
(1956) verscheen in 1971 als 44e deeltje in de reeks. De vaste
lezers en Vancefans zullen er zeker van hebben opgekeken. Waar ze van Jack Vance
doorgaans een barok palet gewend zijn, kregen ze in dit vroege werk plotseling
een kale, gortdroge dystopische roman voorgeschoteld waar alleen de
hoofdpersoon met zijn twijfelachtige moraliteit enigszins aan ander werk van de
auteur deed denken, maar dan ook maar ternauwernood.
De dood is overwonnen: mensen kunnen
onsterfelijkheid bereiken. Dat gaat natuurlijk niet zomaar: de malthusische
realiteit is dat slechts een klein, select groepje daadwerkelijk die staat van
eeuwig leven gewordt. Wie zich op enigerlei wijze onderscheidt, hetzij in
wetenschap, hetzij in de kunst of andere voor de maatschappij en de mensheid
relevante disciplines promoveert en de rest wordt op 83-jarige leeftijd om het
leven gebracht door de doders. Zo is
de maatschappij een extreme meritocratie geworden. Het promotiesysteem voert
van de klasse van de Glark, via die
van Kroost, Wig, Derde en Rand, naar de klasse van Amaranth, de onsterfelijken. Om voorbereid
te zijn op catastrofes worden er klonen gemaakt van de Amaranth die de plaats
van de verongelukte in kunnen nemen. Het geheugen en de persoonlijkheid van die
klonen wordt voortdurend geactualiseerd.
Jack Vance met Norma |
Hoofdpersoon Gavin Waylock heeft zo zijn
persoonlijke redenen om het gehele kastensysteem op de schop te leggen. Zelf
een ex-Amaranth die wegens een misdaad zijn status ontnomen is, doet hij er
alles aan om het eeuwige leven weer terug te veroveren. Hij werkt zich met
bedenkelijke methoden op tot vicekanselier (wat dat verder ook in moge houden)
en begint de Amaranth onder zware druk te zetten. Uiteindelijk slaagt hij door
een uiterst machtsmiddel: hij begint de klonen te bevrijden. Volgens de wet
hebben deze klonen op het moment dat ze tot bewustzijn geraken recht op
onsterfelijkheid. Ten gevolge van deze onvoorziene aanwas raakt het evenwicht zodanig
verstoord dat de doders hun taken moeten uitbreiden, met onrust en revolutie onder
de niet-onsterfelijken tot gevolg. En dat doet het wankele systeem instorten.
Zelf wordt Waylock nog een keer door een van zijn gereanimeerde slachtoffers vermoord, maar uiteraard heeft ook hijzelf
een kloon tot zijn beschikking. Iedereen, Amaranth en bevolking in gelijke mate
keert zich tegen hem, en als slotpleidooi roept hij de mensheid op om zijn
voorbeeld te volgen en haar toekomst te richten op de ruimte.
Zoals gezegd: wie een gezellige, exotische
planeet verwacht met barokke types en nonchalant uitgewerkte, tot in de details
kloppende sociologieën, komt bedrogen uit. De wereld krijgt nauwelijks
inkleuring en de personen worden niet uitgewerkt. Ze blijven een vaag kader
waarbinnen de handelingen met een dunne pen worden geschetst. Het is allemaal eerlijk
gezegd niet bijster interessant. Juist bij zo’n kleurrijk schrijver als Vance verwachten
we veel meer. Hij moest zijn draai nog vinden, zullen we maar zeggen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten