De Pnume is het vierde en laatste deel van
Jack Vance’s Tschai-tetralogie. De eerdere delen waren Een stad vol Chasch,
Onder de Wankh en De Dirdir. Deze roman is werkelijk vers van de pers in de
reeks opgenomen, slechts een jaar na de Amerikaanse eerste uitgave. De slordige
vertaling van Warner Flamen (Marc Carpentier Alting) is weer bezaaid met die
twee precieuze en truttige woordjes “uiterst” en “hoogst” die zo geliefd zijn
bij de M=SF-redactie. Ook komt er ergens in het boek een trap voor die “uit de
grijze rots gehouden” is.
Het verhaal: Adam Reith lijkt eindelijk de situatie
geheel onder controle te hebben. De vileine Woudiver, die door Reith gevangen gehouden wordt,
moet noodgedwongen meehelpen aan de bouw van de raket waarmee het gezelschap
Tschai wil gaan verlaten. Maar de doortrapte boef weet toch nog iets te
verzinnen en verkoopt Reith aan de Pnume, de oorspronkelijke bewoners van de
planeet die in hun ondergrondse rijk een miljoenen jaren oud museum bijhouden
van alle volkeren die in de loop der tijden de planeet hebben aangedaan. Ze
willen de moderne aardling Reith vereeuwigen
en tentoonstellen. Uiteraard ontsnapt Reith en met de onvrijwillige hulp van
het pnumemeisje ZAP 210 weet hij via vele omwegen zijn vrienden weer te
bereiken. Het slot is anticlimactisch: in een paar bladzijden wordt het
ruimteschip afgebouwd en vertrekken ze. Uit.
Jack Vance |
Een groot deel van de roman beschrijft hoe
het door drugs en hormonen kind gehouden meisje, eenmaal afgesloten van haar drugs, in hoog tempo verandert in een vrouw
en hoe ze weifelend haar seksualiteit begint te ontdekken. Snel
aanvaardt ze dingen als ongesteldheid en borsten. Vance is niet echt een
fijnzinnige psycholoog, hoewel hij waarschijnlijk zelf denkt dat wel te zijn. De
psychologische beschrijving van ZAP blijft enigszins oppervlakkig en zonder al
te veel emoties, daardoor ook nooit indringend of onaangenaam. Aan het slot is er voor het pnumemeisje geen alternatief dan
mee te reizen naar de aarde.
Daarmee is het duizend pagina’s dikke epos
voorbij. Kleurrijke schilderingen, woeste dialogen, opmerkelijke karakters zijn
de revue gepasseerd. We hebben zure, zoute, zoete en bittere dingen gegeten en
gedronken, we hebben met tientallen verschillend geëvolueerde mensachtigen en
vijf niet menselijke intelligente rassen te maken gehad. We hebben de planeet
twee keer rondgereisd en zijn nu verzadigd. Vance’s schrijfstijl is lichtvoetig
en barok, zijn psychologie laat hier en daar een beetje te wensen over, maar
zijn virtuoze sociologie compenseert dat weer. Voor mij waren het vroeger favoriete
deeltjes uit de serie, en dat zijn ze nog steeds.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten