woensdag 12 januari 2022

Jack Vance – De stervende aarde & Het laatste kasteel (MSF 74)

Wie dit blog een beetje volgt weet dat ik een fan ben van Jack Vance, en dan met name van zijn onnavolgbare vermogen met een paar pennenstreken een wereld te schetsen, compleet met een binnen die wereld logische, geloofwaardige sociologie. Wie dit blog een beetje volgt weet ook dat ik weinig respect heb voor gevestigde namen en ieder boek onbevangen de maat probeer te nemen, ongeacht de auteursnaam.

Welnu, ik concludeer dat dit, het 74e deel van de Meulenhoffserie, geschreven door Jack Vance, een heel slecht boek is. De oorspronkelijke Engelse tekst vind ik al matig, maar de haastige en niet erg aandachtige vertaling van Warner Flamen verricht ook nog eens veel schade. We worden getrakteerd op een onoverzienbare lawine van tegenwoordige deelwoorden, de vloek van het luie vertalen. Mijn lerares Engels op de middelbare school verbood ons om tegenwoordige deelwoorden één op één te vertalen. Echt bont wordt het in zinnen als: De vloer snel overstekend, knielde Guyal neer en luisterde. Terwijl hij overstak knielde hij dus? Dat moet een koddig gezicht zijn geweest! Vance is zelf medeschuldig; het origineel luidt: Crossing the floor swiftly, Guyal kneeled and listened.

Vance was nooit een groot psycholoog, ook in meesterwerken als de Tschai-cyclus niet, maar zeker niet in dit jeugdwerk. Zijn helden waren ook later op hun best zelfverzekerde bruten met slechts mondjesmaat een beetje twijfel. De boeven waren clichématige boeven, onbetrouwbaar, snobistisch en wreed. Hun zielenwereld liet zich uitdrukken in goudstukken. De werelden waarin Vance zich het meest thuis voelde leken sterk op de Italiaanse renaissance, met prinsen en hofnarren, hooghartige ridders en geniepige gifmengers, pompeuze kooplieden met bont en veren en vrouwen met een beschadigde eigen wil die uiteraard door de held voortreffelijk te repareren was.

Het hoofdwerk van dit MSF-deeltje, De stervende aarde, bevat 6 verhalen die allemaal in dezelfde verre toekomst spelen. Tot mijn verbazing wordt het algemeen als een meesterwerk beschouwd. Ik ben geen liefhebber van fantasy, daar zal het aan liggen.

De menselijke beschaving is teruggevallen naar een soort middeleeuwse maatschappij, waar de wetenschap vervangen is door magie, maar die magie is ook langzamerhand aan het verdwijnen. Er wordt weer paard gereden, wijn wordt weer uit bokalen gedronken, jonge mannen hebben weer een (reis)doel om hun status als man te verdienen. Ondertussen is de zon gegroeid en rood geworden, een omstandigheid die de verhalen dus enkele miljarden jaren in de toekomst moet plaatsen. Een omstandigheid bovendien die verder in de verhalen geen enkele rol speelt. Ik zal niet gedetailleerd ingaan op die verhalen. De sfeer is consistent, hier en daar melancholiek en meestal een tikkeltje somber.

Soms lijkt het of de jonge Vance zijn hand volledig overspeelt. In het laatste verhaal maakt Guyal (die knielend overstekende jongeman) contact met een machine vol met kennis via een zodanig potsierlijke opeenvolging van moeilijke, dikdoenerige, betekenisloze termen, dat we ons niet konden inhouden van het grinniken. Ik citeer meestal niet al te veel in deze verslagen, maar dit keer kan ik de verleiding niet weerstaan: Onder welk opschrift zouden we moeten zoeken? Neem deze categorieën eens in overweging: Demonenlanden; Moord en dood; Uitbanningen en oplossingen van kwaad; Geschiedenis van Granvilunde (waar zo'n entiteit verstoten werd); Attractieve en detractieve hyperordnetten; Therapie voor hallucinanten en geestbezetenen; Constructief journaal, ingang voor regeneratie van gebarsten wanden, onderafdeling voor invasie door demonen; Proceduresuggesties voor riskante tijden... Ja, al deze en nog duizend andere.

De jonge Jack Vance
Dat de redactie naar dit jeugdwerk gegrepen heeft, begrijp ik niet goed. De latere, rijpe Jack Vance is hier en daar natuurlijk best in aanleg aanwezig, maar vaker zien we een zoekende beginner, die in soms levenloos proza (maar dat kan door de vertaler komen!) een heel staketsel opbouwt van clichématige fantasy-motieven. Of was hij de eerste die deze motieven introduceerde en zijn ze later pas cliché geworden?

Het tweede deel, de prijswinnende novelle Het laatste kasteel is aanzienlijk beter, maar kan het boek niet echt redden. Na eeuwenlang uitgevlogen te zijn geweest naar de sterren is de mensheid teruggekeerd naar de Aarde. Ze heeft allerlei buitenaardse wezens meegenomen, om te dienen als knechten. Een van die soorten, de Meks, komt in opstand en begint de kastelenmaatschappij van de mensheid te bestrijden. De Meks worden uiteindelijk verslagen en de mensheid beseft dat zij, om te overleven, zich los moet maken van de eeuwenlang vastgekoekte rituelen en gewoonten.

Dit verhaal is iets beter (minder gehaast) vertaald en daardoor beter te pruimen, maar een echt hoogstandje wordt het nergens.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten