Wie dit blog een beetje volgt weet dat ik een fan ben van
Jack Vance, en dan met name van zijn onnavolgbare vermogen met een paar
pennenstreken een wereld te schetsen, compleet met een binnen die wereld
logische, geloofwaardige sociologie. Wie dit blog een beetje volgt weet ook dat ik weinig respect
heb voor gevestigde namen en ieder boek onbevangen de maat probeer te nemen,
ongeacht de auteursnaam.
Welnu, ik concludeer dat dit, het 74e deel van de
Meulenhoffserie, geschreven door Jack Vance, een heel slecht boek is. De
oorspronkelijke Engelse tekst vind ik al matig, maar de haastige en niet erg
aandachtige vertaling van Warner Flamen verricht ook nog eens veel schade. We
worden getrakteerd op een onoverzienbare lawine van tegenwoordige deelwoorden, de vloek van het
luie vertalen. Mijn lerares Engels op de middelbare school verbood ons om
tegenwoordige deelwoorden één op één te vertalen. Echt bont wordt het in zinnen
als: De vloer snel overstekend,
knielde Guyal neer en luisterde. Terwijl hij overstak knielde hij dus? Dat moet een koddig gezicht zijn
geweest! Vance is zelf medeschuldig; het origineel luidt: Crossing the floor
swiftly, Guyal kneeled and listened.
Vance
was nooit een groot psycholoog, ook in meesterwerken als de Tschai-cyclus niet,
maar zeker niet in dit jeugdwerk. Zijn helden waren ook later op hun best zelfverzekerde
bruten met slechts mondjesmaat een beetje twijfel. De boeven waren clichématige
boeven, onbetrouwbaar, snobistisch en wreed. Hun zielenwereld liet zich
uitdrukken in goudstukken. De
werelden waarin Vance zich het meest thuis voelde leken sterk op de Italiaanse
renaissance, met prinsen en hofnarren, hooghartige ridders en geniepige gifmengers,
pompeuze kooplieden met bont en veren en vrouwen met een beschadigde eigen wil
die uiteraard door de held voortreffelijk te repareren was.
Het
hoofdwerk van dit MSF-deeltje, De stervende aarde, bevat 6 verhalen die
allemaal in dezelfde verre toekomst spelen. Tot mijn verbazing wordt het
algemeen als een meesterwerk beschouwd. Ik ben geen liefhebber van fantasy,
daar zal het aan liggen.
De
menselijke beschaving is teruggevallen naar een soort middeleeuwse
maatschappij, waar de wetenschap vervangen is door magie, maar die magie is ook
langzamerhand aan het verdwijnen. Er wordt weer paard gereden, wijn wordt weer
uit bokalen gedronken, jonge mannen hebben weer een (reis)doel om hun status als
man te verdienen. Ondertussen is de zon gegroeid en rood geworden, een
omstandigheid die de verhalen dus enkele miljarden jaren in de toekomst moet
plaatsen. Een omstandigheid bovendien die verder in de verhalen geen enkele rol
speelt. Ik zal niet gedetailleerd ingaan op die verhalen. De sfeer
is consistent, hier en daar melancholiek en meestal een tikkeltje somber.
Soms lijkt het of de jonge Vance zijn hand volledig
overspeelt. In het laatste verhaal maakt Guyal (die knielend overstekende
jongeman) contact met een machine vol met kennis via een zodanig potsierlijke
opeenvolging van moeilijke, dikdoenerige, betekenisloze termen, dat we ons niet
konden inhouden van het grinniken. Ik citeer meestal niet al te veel in deze
verslagen, maar dit keer kan ik de verleiding niet weerstaan: Onder welk
opschrift zouden we moeten zoeken? Neem deze categorieën eens in overweging:
Demonenlanden; Moord en dood; Uitbanningen en oplossingen van kwaad;
Geschiedenis van Granvilunde (waar zo'n entiteit verstoten werd); Attractieve
en detractieve hyperordnetten; Therapie voor hallucinanten en geestbezetenen;
Constructief journaal, ingang voor regeneratie van gebarsten wanden,
onderafdeling voor invasie door demonen; Proceduresuggesties voor riskante
tijden... Ja, al deze en nog duizend andere.
|
De jonge Jack Vance
|
Dat de redactie naar dit jeugdwerk gegrepen heeft, begrijp
ik niet goed. De latere, rijpe Jack Vance is hier en daar natuurlijk best in
aanleg aanwezig, maar vaker zien we een zoekende beginner, die in soms levenloos
proza (maar dat kan door de vertaler komen!) een heel staketsel opbouwt van
clichématige fantasy-motieven. Of was hij de eerste die deze motieven
introduceerde en zijn ze later pas cliché geworden?
Het tweede deel, de prijswinnende novelle Het laatste
kasteel is aanzienlijk beter, maar kan het boek niet echt redden. Na eeuwenlang uitgevlogen te zijn geweest naar de sterren is
de mensheid teruggekeerd naar de Aarde. Ze heeft allerlei buitenaardse wezens
meegenomen, om te dienen als knechten. Een van die soorten, de Meks, komt in
opstand en begint de kastelenmaatschappij van de mensheid te bestrijden. De
Meks worden uiteindelijk verslagen en de mensheid beseft dat zij, om te
overleven, zich los moet maken van de eeuwenlang vastgekoekte rituelen en
gewoonten.
Dit verhaal is iets beter (minder gehaast) vertaald en
daardoor beter te pruimen, maar een echt hoogstandje wordt het nergens.