Raphael Aloysius Lafferty (7
november 1914, Neola, Iowa) kwam uit een streng rooms katholieke familie. Hij
was niet gelukkig met het feit dat zijn voornamen gebaseerd waren op twee
heiligen. Hij bleef zijn hele leven ongetrouwd en woonde bij zijn zuster in
huis. Hij had geen rijbewijs. Reizen deed hij alleen in zijn enorme
bibliotheek. Pas op latere leeftijd begon deze elektrotechnische ingenieur
verhalen te schrijven. In 1984 dwong Alzheimer hem te stoppen met schrijven.
Hij stierf pas in 2002. Neil Gaiman schreef in de Washington Post in een in
memoriam: He was a genius, an oddball, a
madman. His stories (his short stories were, in the main, more powerful than
his novels) are without precedent: If he can be compared to anyone it might be
to a more whimsical Flann O'Brien, but comparisons are pointless en verder:
Lafferty never fit as an sf writer, as a
fabulist or as a horror writer, although his work was sold as such and he won
the Hugo Award and the World Fantasy Award. He
was a genre in himself.
Deze schrijver moest het hebben
van humor, satire en een wilde, laterale fantasie. De avonturen van Kapitein Roodstorm doet bij vlagen denken aan een bizar
mengsel van François Rabelais, Marten Toonder, Paul van Herck en Douglas Adams.
Het boek blijkt al snel een oneerbiedige, burleske herschrijving van de Odyssee te
zijn. De delen van dit klassieke meesterwerk die in kolderieke bewerkingen in
het boek voorkomen zijn achtereenvolgens:
1. De Lotuseters
2. De Laistrygonen
3. Een combinatie van Helios, en
Scylla en Charybdis
4. De Sirenen
5. Polyphemos
6. Circe
7. Hades
8. Penelope en de vrijers
R. A. Lafferty |
Vaak is het ergerlijk als
sciencefiction een zekere innerlijke logica ontbeert. Soms, als in onderhavig
geval, is het laconiek negeren van die logica doel op zich. Lafferty vindt het niet zo belangrijk dat alles klopt. In een
van de verhalen bijvoorbeeld wordt een bemanningslid opgegeten. Doodleuk is hij
bij een volgend verhaal weer aanwezig met een mededeling in de trant van: Hij
was veel te slim om zich op te laten eten. Hoe hij het geflikt heeft om te
ontsnappen is een heel verhaal, waar we nu geen tijd voor hebben. Zoiets kan
voor de die hard nogal ergerlijk zijn, maar ik houd er wel van, zolang er ook
geen pretentie van innerlijke logica is. Dan wordt het absurdistisch en geraak
je dichter in de buurt van volstrekt krankzinnige schrijvers als de fransman
Alfred Jarry.
De hier en daar wat slordige
vertaling van Walter P. Relsky (en dat is weer de befaamde Mieke Groot!) heeft
wel zijn geestige momenten. De namen van de bemanningsleden zijn in de
vertaling grappiger dan in het origineel. Crabgrass wordt Vogelpootgras,
Fairfeather wordt Vraaiveêr en Captain Puckett wordt vertaald naar Kapitein
Kabouter.
Leuk boek. Aanrader.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten