De wachtvelden is een door Meulenhoff samengestelde en als deel 61 in 1973 verschenen verhalenbundel met materiaal uit de jaren vijftig en zestig. De vertaling uit het Engels door Mieke Meuldrager-Ezelin (Mieke Groot) is heel behoorlijk. De eerste “uiterst” verscheen pas tegen de helft van het boek! De verhalen zelf zijn ook verrassend goed. Voordat hij een pseudoliteraire dystopische mopperkont werd, was J. G. Ballard een enthousiaste verhalenschrijver.
Agglomeratie (The Concentration City of Build-Up, 1957 )
De “stad” omvat alles: er is niets
erbuiten. Het concept van vrije ruimte is voor haar bewoners niet voorstelbaar.
Ruimte wordt aangeduid naar de waarde die een kuub heeft. Franz, een
natuurkundestudent, heeft het plan opgevat een vliegmachine te bouwen, maar
daarvoor moet hij wel eerst voldoende ruimte hebben. Het valt hem op dat de
beschreven “stad” een weliswaar zeer grote, maar niettemin beperkte ruimte in
beslag neemt (miljoenen kilometers iedere kant op). Hij besluit naar de rand te
reizen om te zien of hij uit de stad kan breken. Na een treinreis van een paar
weken blijkt hij niet alleen teruggekeerd te zijn op de plaats van vertrek,
maar ook op het tijdstip van vertrek. Het is werkelijk zo: er is geen buiten de
“stad”!
Ballards poging om het ruimtetaboe
volledig vorm te geven is niet helemaal gelukt. Daarvoor zou je wat meer
pagina’s nodig hebben. Niettemin is het een ook heden nog opvallend fris
verhaal.
Dertien
Man naar Centaurus
(Thirteen to Centaurus, 1962)
Abel, een jongeman die woont in een zogeheten
generatieschip, is intelligenter dan
gemiddeld. Hij beredeneert dat de “wereld” een ruimteschip moet zijn en dat
erbuiten nog veel meer moet bestaan dan de beperkte wereld die hij en zijn
familie kennen. Zijn mentor, de scheepsarts Francis ondersteunt hem, maar heeft
tegelijk een enorme verborgen agenda. In diens persoonlijke verblijf is een
uitgang naar de gewone wereld en dan blijkt het hele ruimteschip, zogenaamd op
weg naar Alpha Centaurus, de aarde helemaal niet te hebben verlaten. Het geld
raakt op en er wordt overwogen om deze uitgebreide proef af te gelasten, maar
Francis bepleit een langzaam einde, zonder dat de inzittenden, die al een halve
eeuw “onderweg” zijn, helemaal gek worden. De façade blijft dus gehandhaafd,
maar aan het slot ontdekt hij dat zijn protégé, Abel, ook het bedrog al door heeft.
En ervoor kiest geïsoleerd en opgesloten te blijven. Het verhaal bevat allerlei
elementen die nu als cliché’s beschouwd worden, maar toen nog fris oogden.
Nul:
Nu
(Now: Zero, 1959)
Een verhaal enigszins in de traditie van
H.P. Lovecraft. De ik-persoon ontdekt de macht over de dood te hebben door
simpelweg de aankondiging van een dood op te schrijven. In zijn experimenten om
achter de werking van zijn vermogen te komen, laat hij een hele rits mensen
omkomen. Uiteindelijk beschrijft hij alles in onderhavige “bekentenis”, die hij
echter van een veiligheids-systeem voorziet. In de laatste zin schrijft hij
namelijk dat de lezer van het verhaal onmiddellijk zal overlijden. Dat ik dit
verslag schrijf bewijst dat dat niet waar was.
Paspoort
naar de Euwigheid
(Passport to Eternity, 1962)
Een satirisch
verhaal over vakantie. Het doet een beetje ouderwets aan en Ballard schetst
geen prettige toekomst. Uiteindelijk kiest de hoofdpersoon een interstellaire
vakantie waarvan hij en zijn vrouw nooit zullen terugkeren.
Opname
12
(Track 12, 1958)
Een niemendalletje dat mij een beetje aan
de korte shockertjes van Roald Dahl deed denken. Een niet al te verrassende
ontknoping.
J. G. Ballard |
Tijd
van Verloop
(Time of Passage, 1964)
Dit verhaal is mislukt. Maar die
mislukking moet je eigenlijk al meteen incalculeren: het thema is vanaf het
begin kansloos. Een man leeft zijn leven terug: vanaf het graf naar de
geboorte. Oorzaak en gevolg draaien om (na een periode van sexuele energie
volgt onverklaarbare periode van somberheid, gevolgd door het overlijden van
zijn vrouw, om maar eens wat te noemen). Een verhaal vol met vondstjes, maar toch
klopt het nooit, bijvoorbeeld doordat conversaties en andere interacties met
mensen voor wie de tijd wel op de ons bekende wijze verloopt nooit één op één
zullen kunnen plaatsvinden.
Pendule (Escapement, 1956)
Een redelijk plezierig leesbaar tijd-loop
verhaal. Hetzelfde kwartier wordt door een man keer op keer op keer opnieuw
beleefd, zonder dat de buitenwereld er iets van merkt. Dan komt het tot een
crisis en is hij uit die cirkel ontsnapt. Nu zit zijn vrouw erin. Onschuldig,
zo te zien, want niet dodelijk en ook niet krankzinnig makend.
Overbelasting (The Overloaded Man, 1960)
Faulkner heeft bij zichzelf een gave
ontdekt. Hij kan de concreetheid van de (voornamelijk lelijke) dingen om hem
heen uitschakelen, zodat er een soort Mondriaan-achtig landschap overblijft.
Tijdens één van dergelijke trances (gelijkend op een mescalinetrip, schrijft
Ballard) doodt hij kennelijk zijn vrouw en hij gaat vervolgens in de vijver
liggen, 15 centimeter onder water, omdat zijn uitzicht dan het rustigst en plezierigst
zal zijn.
De
Wachtvelden
(The Waiting Grounds, 1959)
Ik ben een liefhebber van zogenaamde archeologische sciencefiction: een
heelal vol ruïnes en artefacten, zoals de stasisdozen van de Tnuctipun van
Niven, of de wonderbaarlijke machines die Charles Sheffield her en der
achterliet. Dit, het laatste verhaal uit de bundel, is er zo een. Op de planeet
Murak staan vijf gedenkstenen in een vijfhoek opgesteld. Ze zijn zeer oud. Vier
ervan zijn bedekt met hiërogliefen. De vijfde is nog leeg.
Allengs ontdekt de held iets, maar niet
veel over het ras dat deze stenen achtergelaten heeft (en tot op de dag van
vandaag bijhoudt!). Hij beleeft visioenen die miljoenen miljarden jaren
omvatten. De plot had van mij wel een beetje “aardser” mogen zijn en niet zo
prometheïsch, maar vooruit. Een redelijk lekker verhaal dat een wisselvallige,
maar niet onaangename bundel afsluit.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten