Op de middelbare school hadden we
een lerares Engels, een zekere mevrouw Kist-Tissot van Patot, die
onverbiddelijk was waar het triviale
literatuur betrof: sciencefiction of fantasy werd niet toegelaten op de leeslijst.
Steven trachtte het 600 pagina’s dikke Time
Enough for Love van Heinlein op zijn lijst te krijgen – kansloos. Eén
vreemde uitzondering maakte ze wel. Kurt Vonnegut was namelijk in orde, zozeer
zelfs dat Slaughterhouse Five niet
alleen toegestaan werd, maar zelfs klassikaal gelezen moest worden. Men kan
twisten of dit een zuiver sciencefictionboek is, maar het komt wel in de buurt.
Zijn debuutroman Player Piano uit
1952 is wel degelijk onversneden sciencefiction, zij het van een ouderwetse
soort en doorspekt met modern Frans existentialisme.
Zoals zoveel tegen de “hogere”
literatuur aanschurkende sciencefiction, hebben we ook hier weer met een dystopie
te maken. De Verenigde Staten is een volledig geautomatiseerde maatschappij
geworden en de mensen slagen er niet in gelukkig te worden met hun welstand en
vrije tijd. De mensheid is verdeeld in een opperklasse met een academische
graad, en het gewone volk dat langzaam tot debiliteit vervalt, met IQ’s tussen
de 60 en 80. Paul Proteus is de baas van een fabriek, maar hij is geenszins
tevreden met zijn leven. Hij stapt uiteindelijk uit de maatschappij en veroorzaakt een opstand tegen de machines, ten koste van zijn baan, zijn vrouw
en zijn hele oude leventje. De revolutie mislukt natuurlijk, maar niemand lijkt
daar erg mee te zitten. En dan is dit dikke boek toch nog plotseling afgelopen.
Kurt Vonnegut in 1952 |
Het is uitermate grappig om te
zien hoezeer de toekomst in vijfenzestig jaar kan verouderen. In de
geautomatiseerde toekomst van Vonnegut komen robot-restaurants voor, met onder
andere een permanente stroom vriendelijke muziek die uit een bandrecorder komt.
Weet u nog wat dat was? Zelfs toen dit boek, slechts twintig jaar na
verschijning in het Nederlands verscheen was de bandrecorder bepaald al een
aflopende zaak. De automatisering zelf vindt trouwens plaats via reusachtige
computers met eindeloze voorraden ponskaarten. Maar ook op heel ander gebied
kan men zich verbazen over de snel verouderende toekomst: iedereen rookt als
ketters en een top-footballspeler wordt getransfereerd voor maar liefst
$48.000! In werkelijkheid wil op dit moment Real Madrid 150 miljoen betalen
voor een Frans knulletje van achttien! Een match tussen Paul en de
schaakcomputer Jan Schaak (in het Engels trouwens een damcomputer genaamd
Checker Charlie) wordt door de mens gewonnen doordat het apparaat kortsluiting
maakt en in rook opgaat.
Het slechts bij uitzondering
bijtend satirische verhaal, iets waar we bij de latere Vonnegut op zijn gaan
rekenen, is alles bij elkaar tamelijk naïef gebleven en ik vind het een heel
vreemd debuut voor iemand die in later jaren genoemd werd als kandidaat voor de
Nobelprijs voor de literatuur. Het boek werd vertaald door M.K. Stuyter, wat
bijna vanzelfsprekend weer een pseudoniem is van Mieke Groot, die intussen
samen met Mark Carpentier Alting de redactie van de hele reeks op zich genomen
heeft. Blijkbaar vond ze nog steeds dat de meer literaire boeken haar
verantwoordelijkheid moesten blijven. Persoonlijk vind ik dat jammer, hoewel de
onderhavige vertaling minder slecht en houterig is dan haar eerdere
Ballard-pogingen. Echt soepel wordt het allemaal niet, maar vooruit, het gaat…
Geen opmerkingen:
Een reactie posten